ECLI:NL:RBZWB:2025:7528

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
BRE 24/8214
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een aanslag leges in het bestuursrecht met betrekking tot een omgevingsvergunning voor een paardenbak en buitenstal

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 3 november 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Moerdijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 1 november 2024 een aanslag leges opgelegd aan de belanghebbende, die een aanvraag had ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een paardenbak en een buitenstal voor de stalling van acht paarden. De rechtbank heeft op 14 augustus 2025 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de aanslag leges terecht is opgelegd. De belanghebbende had in haar aanvraag aangegeven dat de geschatte bouwkosten € 30.000 bedragen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de aanslag leges correct heeft berekend op basis van deze bouwkosten. De rechtbank wijst erop dat de weigering van de omgevingsvergunning niet relevant is voor de heffing van leges, en dat de leges worden geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag, ongeacht de uitkomst van die aanvraag.

De rechtbank verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond, wat betekent dat zij het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/8214

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Moerdijk, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 1 november 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag leges opgelegd (de aanslag leges).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, [naam 1] en namens de heffingsambtenaar: [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , als toehoorder.
1.4.
Van hetgeen op de zitting is besproken, is een proces-verbaal opgemaakt waarvan de rechtbank gelijktijdig met deze uitspraak een afschrift naar partijen heeft verzonden.
1.5.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Feiten

2. Belanghebbende heeft op 24 maart 2023 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van een paardenbak en een buitenstal voor de stalling van acht paarden. De omgevingsvergunning is geweigerd.
2.1.
Belanghebbende heeft in de aanvraag aangegeven dat de geschatte bouwkosten € 30.000 zijn.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag leges met [aanslagnummer] ten bedrage van € 742,80 opgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de aanslag leges terecht en naar de juiste hoogte is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is de aanslag leges terecht en naar de juiste hoogte opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

5. Artikel 2, eerste lid en onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2023 (de Legesverordening) luidt als volgt:
"1. Onder de naam "Leges" worden rechten geheven voor:
a. het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een dienst of het nemen van een besluit;"
5.1.
Op 24 maart 2023 heeft belanghebbende een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een paardenbak en een paardenstal voor acht paarden ingediend. De aanvraag is door het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk geweigerd. Het enkele feit dat belanghebbende de aanvraag voor een besluit heeft ingediend en dat deze aanvraag in behandeling is genomen, leidt ertoe dat leges worden geheven. Vast staat dat die aanvraag is ingediend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar terecht de aanslag leges opgelegd. Dat die aanvraag geweigerd is, is in het kader van de heffing van de leges niet relevant.
5.2.
De vraag of voor de bouwplannen van belanghebbende een omgevingsvergunning nodig is, is geen onderdeel van deze procedure. Ook de vraag of het college van burgemeester en wethouders op goede gronden de omgevingsvergunning heeft geweigerd is nu niet aan de orde. Tegen deze weigering stond een apart rechtsmiddel open. Ten slotte is ook de beoordeling van de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende geen onderdeel van deze procedure. De rechtbank zal in dit in deze uitspraak dan ook niet beoordelen.
5.3.
De leges worden berekend over alle bouwwerken die zijn opgenomen in de aanvraag. Ter bepaling van het totaal aan bouwkosten mogen dus de paardenstal voor de stalling van acht paarden en de paardenbak in de berekening worden betrokken. Belanghebbende heeft in de aanvraag de hoogte van de bouwkosten van de door haar aangevraagde bouwwerken aangegeven. De heffingsambtenaar heeft bij de bepaling van de hoogte van de aanslag leges de door belanghebbende opgegeven bouwkosten als uitgangspunt genomen. De heffingsambtenaar heeft aangegeven dat als gerekend zou worden met de normbedragen uit de tarieventabel behorende bij de Legesverordening, de bouwkosten van de paardenstal voor acht paarden zonder de paardenbak zouden uitkomen op een afgerond bedrag van € 29.300. De kosten voor de paardenbak bedragen in ieder geval meer dan het verschil tussen de berekende kosten voor de paardenstal en de door belanghebbende begrote kosten. De heffingsambtenaar stelt daarbij vast dat de bouwkosten van € 30.000 voor de paardenstal en de paardenbak tezamen niet te hoog zijn vastgesteld en dat dit bedrag als uitgangspunt voor de berekening van de leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag mocht worden genomen. Conform artikel 2.2.3.2 van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening is 2,476% het percentage dat verschuldigd is voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Dit percentage is vermenigvuldigd met de bouwkosten en heeft de heffingsambtenaar het bedrag berekend op € 742,80. De rechtbank kan deze redenering volgen. Naar het oordeel van de rechtbank is de aanslag leges derhalve niet te hoog vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. de Vos, griffier, op 3 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.