Op 6 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Akça-Altun, en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke aanvraag op 5 juli 2024 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiseres had het UWV op 31 januari 2025 in gebreke gesteld, en het UWV had deze ingebrekestelling op 3 februari 2025 ontvangen. De rechtbank bepaalde dat het UWV binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar moest nemen.
Daarnaast vroeg eiseres om een dwangsom van € 37.500,-, maar de rechtbank legde een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelde dat het UWV het griffierecht van € 53,- aan eiseres moest vergoeden, evenals de proceskosten van € 453,50. De uitspraak werd gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en griffier I. Ambachtsheer, en werd openbaar gemaakt op 6 november 2025.