ECLI:NL:RBZWB:2025:7685

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
BRE 25/2020
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2025, wordt het verzoek van verzoekster, een B.V. uit een onbekende plaats, om een veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar aanvraag van 15 november 2024. Dit beroep werd ingetrokken nadat het UWV op 2 april 2025 alsnog op de aanvraag had beslist. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het UWV akkoord ging met de veroordeling.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat het UWV geheel tegemoet is gekomen aan verzoekster door tijdig te beslissen. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoekster recht op een vergoeding van € 453,50 voor de proceskosten, aangezien de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en er verder geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 385,- te vergoeden.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan met toepassing van relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2020

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. K. Gomes),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar aanvraag van 15 november 2024. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV op 2 april 2025 alsnog op de aanvraag heeft beslist.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft in de brief van 30 juli 2025 medegedeeld dat hij akkoord gaat met een proceskostenveroordeling.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het UWV aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 3 april 2025 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 15 november 2024. Het UWV had echter op 2 april 2025 al beslist. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. Verzoekster heeft daarom op 17 juli 2025 de rechtbank medegedeeld het beroep te willen intrekken onder voorwaarde van proceskostenvergoeding. De rechtbank begrijpt deze mededeling als een verzoek om het UWV te veroordelen in de proceskosten. Nu het UWV zich hiertegen niet verzet, zal de rechtbank dit verzoek toewijzen.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 385,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van L.J. Sijtsma, griffier, op 11 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.