ECLI:NL:RBZWB:2025:7696

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
BRE 25/3880
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering uitspraak op bezwaar naheffingsaanslag parkeerbelasting

Op 10 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 25/3880, waarin belanghebbende beroep heeft ingesteld tegen de weigering van de heffingsambtenaar van de gemeente Goes om een uitspraak te doen op een bezwaar dat volgens belanghebbende op 12 december 2024 was ingediend tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bezwaar daadwerkelijk is ingediend. De gemachtigde van belanghebbende stelde dat hij het bezwaarschrift via de website van een bedrijf had ingediend, maar kon geen kopie van het bezwaarschrift overleggen. De heffingsambtenaar betwistte de ontvangst van het bezwaarschrift en stelde dat het bezwaar bij de verkeerde instantie was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het aan de gemachtigde was om aan te tonen dat het bezwaar was ingediend, wat niet is gelukt. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om een dwangsom af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/3880

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Goes, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat belanghebbende heeft ingesteld, omdat de heffingsambtenaar volgens hem ten onrechte weigert een beslissing te nemen op een bezwaar van 12 december 2024.
2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Standpunten van partijen

3. De gemachtigde van belanghebbende stelt dat hij op 12 december 2024 via de website van [bedrijf] een bezwaarschrift heeft ingediend tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [nummer] . Gemachtigde heeft geen kopie van het bezwaarschrift, omdat deze via de website is ingediend. Gemachtigde heeft een printscreen van een e-mail van 12 december 2024 met een ontvangstbevestiging overgelegd van [e-mailadres] van “Bezwaar [kenmerk] ”. Gemachtigde heeft op 29 april 2025 de heffingsambtenaar in gebreke gesteld en is van mening dat de heffingsambtenaar een dwangsom is verschuldigd, omdat zij niet tijdig uitspraak op bezwaar heeft gedaan.
4. De heffingsambtenaar stelt voorop dat als bezwaar is gemaakt, dit bij de verkeerde instantie is ingediend. Gemachtigde had moeten weten dat hij een bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag had moeten richten aan de heffingsambtenaar en niet aan [bedrijf] .
5. Verder heeft zowel de heffingsambtenaar als [bedrijf] geen bezwaarschrift ontvangen. Gemachtigde is gevraagd om een kopie van het bezwaarschrift, maar aan dat verzoek is geen gehoor gegeven. Als bewijs van verzending van het bezwaarschrift heeft betrokkene een ontvangstbevestiging meegestuurd, maar dit is een standaard ontvangstbevestiging. De heffingsambtenaar betwist dat de ontvangstbevestiging ziet op een bezwaarschrift van 12 december 2024 tegen de naheffingsaanslag, omdat het vermelde zaaknummer ([kenmerk]) geen bestaand dossiernummer is.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is, omdat de heffingsambtenaar terecht heeft geweigerd een uitspraak op bezwaar te nemen. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat op 12 december 2024 bezwaar is gemaakt tegen de naheffingsaanslag. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
7. Gemachtigde stelt dat hij een bezwaarschrift op 12 december 2024 via de website van [bedrijf] heeft ingediend. Ter onderbouwing hiervan heeft gemachtigde een ontvangstbevestiging van een bezwaar overgelegd. Nu de heffingsambtenaar en [bedrijf] betwisten een bezwaarschrift te hebben ontvangen, is het aan gemachtigde om aannemelijk te maken dat hij een bezwaarschrift bij de heffingsambtenaar heeft ingediend.
8. De rechtbank overweegt dat de gemachtigde van belanghebbende een professioneel rechtsbijstandverlener is, waarvan mag worden verwacht dat deze over een kopie van een ingediend bezwaarschrift beschikt en een bewijs van verzending. Dat gemachtigde hierover niet beschikt komt voor zijn rekening.
9. Gemachtigde heeft met het enkel overleggen van een printscreen van een e-mail met een standaard ontvangstbevestiging, waarbij het vermelde zaaknummer bij de heffingsambtenaar onbekend is, niet aannemelijk gemaakt dat op 12 december 2024 bij de heffingsambtenaar bezwaar tegen de naheffingsaanslag is ingediend. Aangezien niet aannemelijk is dat bezwaar is gemaakt tegen de naheffingsaanslag, hoefde de heffingsambtenaar ook geen uitspraak op bezwaar te nemen. De heffingsambtenaar heeft daarom terecht geweigerd een beslissing te nemen. Ook bestaat in dat geval geen recht op een dwangsom wegens niet tijdig beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijs het verzoek om een dwangsom af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 10 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
De uitspraak is aan partijen bekendgemaakt op de datum vermeld in de brief waarmee deze uitspraak aan partijen ter beschikking is gesteld.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.