ECLI:NL:RBZWB:2025:7810

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
24/3531
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Ziektewet-uitkering na reorganisatie en ziekmelding

Deze uitspraak betreft de weigering van het UWV om eiseres met ingang van 29 mei 2023 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen. Eiseres, die als financieel medewerkster werkzaam was, werd werkloos door een reorganisatie en meldde zich ziek vanwege artroseklachten en psychische klachten. Het UWV weigerde de ZW-uitkering op basis van een medisch oordeel dat eiseres geschikt was voor haar eigen werk. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat er geen medische beperkingen waren die eiseres ongeschikt maakten voor haar arbeid. De rechtbank beoordeelde de beroepsgronden van eiseres en kwam tot de conclusie dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de aangenomen urenbeperking niet aannemelijk was, gezien de korte tijd na de beëindiging van het dienstverband en het ontbreken van medische onderbouwing voor de beperkingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht had op een ZW-uitkering en geen proceskostenvergoeding of griffierecht vergoed kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3531 ZW

uitspraak van 13 november 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de weigering van het UWV om eiseres met ingang van 29 mei 2023 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen. Eiseres is het hier niet mee eens en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de weigering om een ZW-uitkering toe te kennen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV terecht eiseres een ZW-uitkering heeft geweigerd. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Eiseres is werkzaam geweest als financieel medewerkster. Als gevolg van een reorganisatie is eiseres werkloos geworden en per 4 mei 2023 heeft zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen. Eiseres heeft zich vervolgens per 29 mei 2023 ziekgemeld wegens artroseklachten en psychische klachten.
2.1.
Het UWV heeft op 1 augustus 2023 (primair besluit) geweigerd om aan eiseres een ZW-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 8 maart 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, en mr. [naam 1] namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
3. Bij de beoordeling of het bestreden besluit juist is, is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor niet in staat is ‘haar arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW te verrichten. Onder haar arbeid in de zin van de ZW wordt verstaan de laatst verrichte arbeid.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat het werk als financieel medewerkster als ‘haar arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
Verzekeringsgeneeskundige beoordelingen door het UWV
Verzekeringsarts [naam 2] heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op het spreekuur, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht. In de rapportage van 28 juli 2023 heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid voor het eigen werk. Ondanks de gewrichtsklachten (met name aan de nek, schouder en arm) die al vele jaren aanwezig zijn, kon eiseres haar werk met de aanwezige regelmogelijkheden volhouden. Er is geen onderbouwing waarom ze dit werk met aanpassingen niet meer zou kunnen doen.
Verzekeringsarts b&b [naam 3] heeft eiseres gesproken tijdens het beeldbelspreekuur en medische informatie opgevraagd. Verzekeringsarts b&b [naam 4] heeft daarna de rapportage van 4 maart 2024 opgemaakt. Daarin wordt aangesloten bij het oordeel van de primaire verzekeringsarts, nu uit de medische informatie niet is gebleken van ernstige afwijkingen. De klachten passen volgens de verzekeringsarts b&b het meest bij fibromyalgie.
Verzekeringsarts b&b [naam 5] heeft met de rapportage van 1 juli 2025 gereageerd op het in beroep overgelegde expertiserapport. Daarin wordt toegelicht dat er geen Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is opgesteld, omdat dit niet hoeft bij een plausibiliteitsconsult. Verder is verzekeringsarts [naam 6] uitgegaan van de medische situatie op de datum dat hij eiseres onderzocht heeft, te weten op 14 januari 2025. De datum in geding is echter 29 mei 2023. Ook valt op dat verzekeringsarts [naam 6] geen uitgebreid lichamelijk onderzoek heeft uitgevoerd, zodat niet inzichtelijk is hoe de belastbaarheid in de door hem opgestelde FML wordt onderbouwd. Kort na de datum in geding is wel lichamelijk onderzoek uitgevoerd door de primaire verzekeringsarts. Verzekeringsarts [naam 6] motiveert niet waarom de bevindingen van dit onderzoek niet zouden kloppen. De verzekeringsarts b&b kan zich niet vinden in de toegepaste urenbeperking. Ook hierbij geldt dat dit beoordeeld is naar de situatie in januari 2025. Per datum in geding was eiseres net 3,5 week gestopt met werken. Zij is niet gestopt vanwege ziekte, maar door een reorganisatie waardoor haar contract werd beëindigd. Het is daarom niet aannemelijk dat er nog geen vier weken later een urenbeperking nodig is. De toegepaste urenbeperking wordt niet nader gemotiveerd met nieuwe medische stukken. Ook wordt niet duidelijk wat in het opgenomen dagverhaal wordt bedoeld met rust en hoe eiseres dit invult. Tot slot zijn de door verzekeringsarts [naam 6] aangenomen psychische klachten en beperkingen niet medisch geobjectiveerd. Dit alles maakt dat de in beroep ingebrachte expertise geen aanleiding is om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
4.2.
Beroepsgronden
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het UWV niet zorgvuldig heeft gehandeld door het bezwaar op basis van het dossier en middels beeldbellen af te handelen. Ook is er geen FML opgesteld door het UWV. Verder is eiseres verdergaand beperkt dan door het UWV wordt aangenomen. Zij verwijst hierbij naar de uitgevoerde verzekeringsgeneeskundige expertise door verzekeringsarts [naam 6] van 27 januari 2025. Volgens verzekeringsarts [naam 6] is eiseres niet in staat om 8 uur daags aaneengesloten zittend computerwerk te verrichten. In de praktijk was zij ook al jaren niet meer in staat om haar eigen werk uit te voeren zonder de nodige aanpassingen. Verder dient er vanwege pijnklachten, slaapproblemen en vermoeidheidsklachten een urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week te worden aangenomen. Het UWV heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid voor het eigen werk van eiseres en had een ZW-uitkering moeten toekennen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Zorgvuldigheid van het onderzoek
4.3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV blijkt dat zij op de hoogte waren van de klachten van eiseres, waaronder de gestelde psychische klachten. Eiseres is door de primaire verzekeringsarts gezien op het spreekuur, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is uitgevoerd. Ook de medische informatie is zichtbaar betrokken bij de beoordeling. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b volgen in de motivering waarom in bezwaar is afgezien van een fysiek contact. Wat eiseres daarover ter zitting heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Eiseres heeft tijdens het beeldbelgesprek de gelegenheid gekregen om de nog lopende onderzoeken toe te lichten. Bij een fysiek contact met de verzekeringsarts b&b had zij hierover niet meer duidelijkheid kunnen geven. Daarbij komt nog dat de verzekeringsarts b&b na afloop van het beeldbelgesprek medische informatie heeft opgevraagd en de ontvangen informatie bij de beoordeling heeft betrokken. Ook heeft de verzekeringsarts b&b voldoende toegelicht waarom geen FML is opgemaakt. Dat de rapportage door een andere verzekeringsarts b&b is opgemaakt dan de verzekeringsarts b&b die het beeldbelgesprek heeft gevoerd, heeft blijkens de ter zitting door het UWV gegeven toelichting te maken met organisatorische omstandigheden en doet aan de inhoud van de rapportage niet af.
Urenbeperking
4.3.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij verdergaand beperkt moet worden geacht. De door haar ingeschakelde arbeidsdeskundige Overduin heeft geconcludeerd dat alleen de aangenomen urenbeperking door verzekeringsarts [naam 6] leidt tot het niet langer geschikt zijn voor het eigen werk. De overige aanvullende (fysieke en psychische) beperkingen leiden niet tot arbeidsongeschiktheid voor het eigen werk. Ter zitting is door partijen bevestigd dat de urenbeperking voorliggend is. De psychische component van de belastbaarheid van eiseres zal daarom door de rechtbank in dat kader meegewogen worden.
4.3.3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres tot 4 mei 2023 fulltime heeft gewerkt. Zij voerde dit werk weliswaar uit met de nodige aanpassingen, maar gelet op de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep dienen bijzondere verlichtende aspecten van de laatste functie niet buiten beschouwing gelaten te worden. [1] Gelet hierop is het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk dat eiseres per datum in geding (3,5 week nadat eiseres fulltime werkzaam was) aangewezen is op een urenbeperking. De door verzekeringsarts [naam 6] aangenomen urenbeperking is daarnaast niet onderbouwd met medische stukken en het komt niet vast te staan dat er sprake is van een stoornis in de energiehuishouding. Het dagverhaal zoals verzekeringsarts [naam 6] dit heeft opgenomen is onvoldoende gedetailleerd om aansluiting bij te zoeken. Zo blijkt daar bijvoorbeeld niet uit hoe eiseres de gestelde twee uur rust invult en wat er gebeurt als zij daaraan niet toegeeft of de mogelijkheid tot rusten niet heeft. Voor wat betreft de psychische problematiek geldt dat de primaire verzekeringsarts bij het onderzoek (twee maanden na de datum in geding) geen aanwijzingen heeft gezien voor psychiatrische problematiek. Ook de huisarts geeft in zijn brief van 8 februari 2024 aan dat er geen informatie voorhanden is over psychische klachten van eiseres. Ter zitting is door eiseres aangegeven dat er ook geen psychische diagnose is vastgesteld. De door eiseres gestelde psychische klachten kunnen daarom geen rol spelen bij het beoordelen van de duurbelastbaarheid.
4.3.4.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen urenbeperking aangenomen hoefde te worden. Voor de overige aanvullende beperkingen die verzekeringsarts [naam 6] heeft aangenomen, geldt dat deze niet leiden tot arbeidsongeschiktheid voor het eigen werk, zodat dit geen bespreking behoeft. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het UWV eiseres terecht op 29 mei 2023 in staat heeft geacht tot het verrichten van haar arbeid, waardoor zij geen recht had op een ZW-uitkering.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat er voor eiseres niets verandert. Daarom krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier, op 13 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Onder “zijn arbeid” als bedoeld in artikel 19 van de ZW wordt verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld CRvB van 22 oktober 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2625.