In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Fenkelstraat te Oudenbosch op 19 mei 2023. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 29 augustus 2025 zijn de gemachtigde en de betrokkene niet verschenen, maar er was schriftelijk een standpunt ingenomen door de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de hoorplicht is geschonden, omdat de betrokkene en zijn gemachtigde niet in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wettelijke voorschriften en leidt tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en de boete gematigd met 25% naar € 213,75, omdat de redelijke termijn is overschreden.
Daarnaast heeft de kantonrechter een proceskostenvergoeding toegewezen aan de betrokkene, omdat de boete is gematigd. De totale proceskostenvergoeding is berekend op € 194,25. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.