In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 20 km per uur te hard op een autosnelweg buiten de bebouwde kom. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de officier van justitie niet aanwezig, maar heeft schriftelijk een standpunt ingenomen. De gemachtigde van de betrokkene was ook niet aanwezig.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de hoorplicht is geschonden, omdat de betrokkene en zijn gemachtigde niet in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet en leidt tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en de boete met 25% gematigd naar € 110,25.
Daarnaast heeft de kantonrechter vastgesteld dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak is overschreden, wat ook aanleiding gaf om de boete te matigen. De kantonrechter heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 194,25. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en griffier E. Alekperov.