ECLI:NL:RBZWB:2025:7943
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen door bestuursorgaan
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op haar aanvraag van 20 juli 2024, maar trok dit beroep in nadat het college op 25 maart 2025 alsnog had beslist. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het college heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat het college geheel tegemoet is gekomen aan verzoekster door alsnog op haar aanvraag te beslissen. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoekster recht op een vergoeding van haar proceskosten, die is vastgesteld op € 453,50, omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast moet het college het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- vergoeden. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en een afschrift verzonden aan de betrokken partijen.