ECLI:NL:RBZWB:2025:796
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in belastingzaak
Op 14 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. Het beroep van de belanghebbende was gericht tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 18 juni 2024, met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald. Volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank zonder zitting uitspraak doen in dergelijke gevallen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat de belanghebbende op 9 augustus 2024 door de griffier is gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, en dat deze betaling binnen vier weken diende te geschieden. Ondanks een tweede herinnering op 7 september 2024, heeft de belanghebbende het griffierecht niet tijdig voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldigbare redenen zijn aangevoerd voor het niet tijdig betalen van het griffierecht.
Als gevolg hiervan heeft de rechtbank besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van het beroep niet plaatsvond en het bestreden besluit in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, in aanwezigheid van griffier D. Weijtens, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.