ECLI:NL:RBZWB:2025:7965
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in belastingrechtelijke zaak betreffende uitstel van betaling en dwangsom
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2025, met zaaknummer BRE 25/3854, wordt het beroep van de belanghebbende behandeld. De belanghebbende, afkomstig uit Slowakije, heeft een verzoek om uitstel van betaling ingediend bij de ontvanger van de Belastingdienst. Dit verzoek werd op 21 februari 2024 afgewezen. Vervolgens heeft de belanghebbende op 15 maart 2024 beroep ingesteld, omdat er geen dwangsom was vastgesteld. De rechtbank heeft dit beroep doorgezonden naar de directeur van de Belastingdienst, die op 12 december 2024 uitspraak deed en het beroep niet-ontvankelijk verklaarde.
De belanghebbende heeft de ontvanger in gebreke gesteld en op 27 juli 2025 opnieuw beroep ingesteld, omdat de ontvanger niet tijdig had beslist op het verzoek om een dwangsom en schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om te beslissen over het verzoek om uitstel van betaling, aangezien artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat tegen beslissingen over uitstel van betaling geen beroep bij de belastingrechter mogelijk is. Dit geldt ook voor de verzoeken om dwangsom en schadevergoeding, omdat de rechtbank niet bevoegd is over besluiten te oordelen waar zowel de bestuursrechter als de belastingrechter onbevoegd zijn.
De rechtbank verklaart zich derhalve onbevoegd en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Awb. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.