ECLI:NL:RBZWB:2025:8063

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
BRE 24/4125
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag compensatie kinderopvangtoeslag op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om compensatie voor de jaren 2010 en 2011 op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.M. van den Heuvel, is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag door de Dienst Toeslagen. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van eiseres en komt tot de conclusie dat zij geen recht heeft op compensatie. De rechtbank stelt vast dat de wijzigingen in de kinderopvangtoeslag in de jaren 2010 en 2011 het gevolg waren van reguliere wijzigingen in het recht op kinderopvangtoeslag, en dat er geen sprake is van institutionele vooringenomenheid of onbillijkheden die aanleiding geven tot compensatie.

Eiseres had kinderopvangtoeslag aangevraagd en ontvangen voor de opvang van haar kind, maar haar verzoek om compensatie werd afgewezen omdat de Dienst Toeslagen geen onterechte opzet of grove schuld kon vaststellen. De rechtbank legt uit dat de Dienst Toeslagen de aanvraag en stopzetting van de kinderopvangtoeslag correct heeft behandeld en dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij meer opvang heeft genoten dan waarvoor zij toeslag heeft aangevraagd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4125 KINDER

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel),
en

de Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om compensatie voor de jaren 2010 en 2011 op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiseres geen recht heeft op compensatie, omdat de in de jaren 2010 en 2011 doorgevoerde wijzigingen het gevolg waren van reguliere wijzigingen in het recht op kinderopvangtoeslag
.Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staat het wettelijk kader. Onder 4 en 5 zijn de standpunten van partijen opgenomen. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 6. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiseres heeft met ingang van 6 september 2010 kinderopvangtoeslag aangevraagd en ontvangen voor de opvang van haar eerste kind bij kinderdagverblijf Frankje (de kinderopvangorganisatie). De kinderopvang is beëindigd op 11 maart 2011. Belastingdienst/ Toeslagen heeft aan eiseres over de jaren 2010 en 2011 kinderopvangtoeslag toegekend.
2.1.
Eiseres heeft zich gemeld voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Het verzoek van eiseres om compensatie is op basis van de lichte toets afgewezen.
2.2.
Met het besluit van 13 september 2022 (kenmerk UHT-DC-I A) heeft de Dienst Toeslagen aan eiseres medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor compensatie, omdat geen sprake is van vooringenomen handelen, een onterechte opzet/grove schuld-kwalificatie of een niet verleende persoonlijke betalingsregeling. Ook kan eiseres geen aanspraak maken op toepassing van de hardheidsregeling.
Met een ander besluit van 13 september 2022 (kenmerk UHT-DC-I A) is aan eiseres hetzelfde medegedeeld als in het eerste besluit. Daaraan is toegevoegd dat eiseres geen tegemoetkoming krijgt, omdat niet gebleken is dat de kinderopvangtoeslag over 2010 en 2011 te laag is vastgesteld en het terug te betalen bedrag daarom niet lager wordt.
2.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 september 2022 met kenmerk UHT-DC-I A. De Dienst Toeslagen heeft het bezwaar aangemerkt als gericht tegen beide besluiten van 13 september 2022.
2.4.
Met het bestreden besluit van 22 april 2024 heeft de Dienst Toeslagen de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
2.5.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.6.
De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.7.
De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar partner, en de gemachtigde van eiseres. Namens de Dienst Toeslagen waren aanwezig mr. [persoon 1] en mr. [persoon 2] .

Wettelijk kader

3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.

Standpunt van eiseres

4. Eiseres voert in beroep aan dat de Dienst Toeslagen haar ten onrechte niet heeft aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire en geen compensatie heeft toegekend. Van eiseres is een veel hoger bedrag over het jaar 2010 teruggevorderd dan in de berekening van de Dienst Toeslagen is vermeld, namelijk € 3.720,00 (voorschot) - € 1.168,00 (definitief vastgesteld recht) = € 2.552,00. Volgens eiseres zijn de berekeningen door de Dienst Toeslagen niet te controleren, omdat onduidelijk is hoe de toetsingsinkomens zijn vastgesteld, of de verstrekte bedragen aan toeslagen juist zijn en of sprake is geweest van verrekeningen. Het kan volgens eiseres niet zo zijn dat de van haar teruggevorderde kinderopvangtoeslag niet wordt vergoed, omdat de kinderopvangorganisatie fouten heeft gemaakt.

Standpunt van de Dienst Toeslagen

5. Volgens de Dienst Toeslagen is met betrekking tot de toeslagjaren 2010 en 2011 een regulier proces doorlopen. De door eiseres berekende terugvordering over het jaar 2010 is niet juist, want eiseres hoefde over 2010 slechts € 94,00 terug te betalen. Daarnaast geeft de Dienst Toeslagen aan dat bij de voorschotbeschikkingen uitgegaan wordt van de inkomensgegevens van eiseres en haar toeslagpartner, die bekend zijn van het voorgaande jaar. Eiseres heeft niet gemeld dat deze gegevens onjuist waren. De definitieve berekening wordt vastgesteld aan de hand van het verzamelinkomen dat door de inspecteur is vastgesteld en is vermeld in de Basisregistratie Inkomen. Voor de onderbouwing van de berekeningen en de gebruikte gegevens verwijst de Dienst Toeslagen naar de onderliggende stukken, die ook zijn toegezonden aan eiseres.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt van de hersteloperatie is dat gedupeerde ouders alsnog ontvangen wat ten onrechte is teruggevorderd of onthouden, aangevuld met een vergoeding voor materiële en immateriële schade. Uit artikel 2.1, eerste lid, van de Wht volgt dat de Dienst Toeslagen compensatie toekent aan een aanvrager die schade heeft geleden doordat ten aanzien van hem in de periode vóór 23 oktober 2019 bij de beoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of doordat de toepassing van wettelijke regelingen heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard als gevolg van de hardheid waarmee het wettelijke systeem vóór 23 oktober 2019 werd toegepast. Om voor compensatie in aanmerking te komen dient dus in ieder geval sprake te zijn van schade die eiseres daadwerkelijk heeft geleden als gevolg van de institutionele vooringenomenheid of van de hardheid bij de Dienst Toeslagen die heeft geleid tot een terugvordering van kinderopvangtoeslag of tot stopzetting van de voorschotverlening.
6.1.
De Dienst Toeslagen heeft stukken overgelegd die zien op de wijzigingen die hebben plaatsgevonden in de hoogte van de (voorschotten) kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 en 2011. Volgens de Dienst Toeslagen zijn de aanvraag om kinderopvangtoeslag en de stopzetting daarvan door eiseres of door de kinderopvangorganisatie namens eiseres ingediend.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat de door de Dienst Toeslagen overgelegde producties B12.24 en B.12.25 uitdraaien zijn uit het systeem, die zien op de toeslagjaren 2010 en 2011. Uit deze stukken kan worden afgeleid dat met het sofinummer van eiseres op 13 oktober 2010 kinderopvangtoeslag is aangevraagd, waarbij tevens gegevens over het eigen inkomen en dat van haar partner zijn ingediend. Op 11 maart 2011 is de kinderopvangtoeslag door of namens eiseres stopgezet. Daarnaast zijn geen ingediende wijzigingen zichtbaar in de stukken van de Dienst Toeslagen.
6.3.
Het ter zitting door eiseres ingenomen standpunt, dat zij te weinig kinderopvangtoeslag heeft gekregen omdat zij al sinds 2009 kinderopvang heeft genoten en ook het gehele jaar 2011, kan niet worden gevolgd. Eiseres heeft namelijk niet met stukken onderbouwd dat zij meer opvang heeft genoten én evenmin dat zij voor de gestelde opvang ook kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd.
6.4.
Als vervolgens op basis van inkomensgegevens verkregen via de inspecteur [1] dan wel op basis van voornoemde stopzetting van de kinderopvang gebleken is dat het voorschot van het recht op toeslag niet juist (meer) was, is dit bij nieuwe (voorschot)beschikking of de definitieve vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag aangepast. Zo zijn in dit geval terugvorderingen en/of verrekeningen gevolgd van totaal € 94,00 over het jaar 2010 en € 558,00 over het jaar 2011. Dit alles maakt naar het oordeel van de rechtbank onderdeel uit van de reguliere procedure ter verkrijging van de kinderopvangtoeslag.
6.5.
De gemachtigde van eiseres heeft aangevoerd dat de overgelegde stukken niet te controleren zijn. Met deze stelling heeft de gemachtigde de juistheid van de ingediende wijzigingen en de wijze waarop deze zijn doorgevoerd niet betwist. Ook heeft eiseres geen, met stukken onderbouwd, bewijs geleverd dat de aanvraag en de stopzetting van de kinderopvangtoeslag niet door haar zijn doorgegeven. Voor zover eiseres moet worden gevolgd in haar standpunt dat de wijzigingen niet door haar, maar door een ander (de kinderopvangorganisatie) zijn ingediend, is dat een omstandigheid die niet te wijten is aan de Dienst Toeslagen. De wijzigingen zijn namelijk ingediend met het sofinummer of de DigiD van eiseres, waaruit kan worden afgeleid dat zij haar inloggegevens zelf ter beschikking heeft gesteld.
6.6.
Al deze omstandigheden in samenhang bezien, leiden de rechtbank tot de conclusie dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er sprake kan zijn geweest van institutionele vooringenomenheid door de Dienst Toeslagen of van hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 21 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet hersteloperatie toeslagen(geldend vanaf 1 januari 2024)
Artikel 2.1, eerste lid
De Dienst Toeslagen kent op aanvraag compensatie toe aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem:
a. voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Dienst Toeslagen; of
b. de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.
Artikel 2.1, vierde lid
Een aanvrager van een kinderopvangtoeslag als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, komt niet in aanmerking voor compensatie van schade met betrekking tot een berekeningsjaar waarover minder dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd of het recht op kinderopvangtoeslag met minder dan € 1.500 is verlaagd.
Artikel 9.1, eerste lid
De Dienst Toeslagen kan bij een besluit over toekenning van compensatie, een tegemoetkoming of vergoeding, kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden of betaling van bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke schulden afwijken van artikel 2.1, 2.6, 2.7, 2.10, 2.11, 2.11a, 2.11b, 2.14, 2.14a, 2.16, 2.17, 3.1, 4.6, 4.7 of 6.1 voor zover toepassing van het desbetreffende artikel gelet op doel of strekking ervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor degene die aanspraak wil maken op de toekenning.

Voetnoten

1.De fiscale gegevens uit aangiften inkomstenbelasting berusten bij de inspecteur. De Dienst Toeslagen dient uit te gaan van de door de inspecteur vastgestelde gegevens. Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:493.