Op 20 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door S. Küprülü-Akyürek, en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van 1 oktober 2024. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiseres had het UWV op 3 juni 2025 in gebreke gesteld, en na de ingebrekestelling was er geen besluit genomen door het UWV.
De rechtbank bepaalde dat het UWV binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen, maar gaf het UWV in dit geval vier maanden de tijd om dit te doen, rekening houdend met de zorgvuldigheid van de besluitvorming. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg ook recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het UWV moesten worden betaald. De uitspraak werd gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en griffier I. Ambachtsheer, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.