ECLI:NL:RBZWB:2025:8151

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
21 november 2025
Zaaknummer
24/4158 en 24/4159
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in belastingzaak na intrekking van beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2025, wordt het verzoek van de belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten beoordeeld. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. R.M.A. Lensen, heeft zijn beroepen tegen de besluiten van de heffingsambtenaar van 26 maart 2024 ingetrokken, omdat de heffingsambtenaar op 3 juni 2025 de besluiten heeft herzien. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar er is slechts medegedeeld dat het griffierecht vergoed zal worden. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat de heffingsambtenaar geheel aan de belanghebbende is tegemoetgekomen door de aanslagen te verminderen tot nihil. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die is vastgesteld op € 907,-. Daarnaast is de heffingsambtenaar verplicht het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De rechtbank honoreert ook de aanspraak van belanghebbende op wettelijke rente, die verschuldigd is indien de vergoedingen niet binnen vier weken na de uitspraak worden uitbetaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/4158 en 24/4159

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats] (Spanje), belanghebbende

(gemachtigde: mr. R.M.A. Lensen),
en

de heffingsambtenaar van SaBeWa, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroepen tegen de besluiten van de heffingsambtenaar van 26 maart 2024. Hij heeft de beroepen betreffende de aanslagen forensenbelasting 2021 en 2022 met aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 2] ingetrokken omdat de heffingsambtenaar op 3 juni 2025 de besluiten heeft herzien.
1.1.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Buiten de mededeling van de heffingsambtenaar dat het griffierecht vergoed zal worden, is hierop niet gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de heffingsambtenaar aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de heffingsambtenaar geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 17 april 2024 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten waarin de bezwaren van belanghebbende ongegrond zijn verklaard. De heffingsambtenaar heeft op 3 juni 2025 medegedeeld de aanslagen te verminderen tot nihil. Hiermee is de heffingsambtenaar tegemoetgekomen aan de beroepen van belanghebbende.
Welk bedrag aan proceskosten moet de heffingsambtenaar aan belanghebbende vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Belanghebbende krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 907,- omdat de gemachtigde van belanghebbende een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt belanghebbende een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [3] Belanghebbende moet zich hiervoor dan ook tot de heffingsambtenaar wenden.
Wanneer heeft belanghebbende recht op vergoeding van wettelijke rente?
7. Belanghebbende heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van rente, naar de rechtbank begrijpt niet alleen ter zake van het griffierecht, maar ook in verband met de proceskostenvergoeding. De rechtbank honoreert die aanspraak in zoverre dat beslist is dat recht bestaat op een vergoeding van wettelijke rente indien het griffierecht en/of de proceskostenvergoeding niet aan belanghebbende wordt uitbetaald binnen vier weken na de datum van deze uitspraak. [4]

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van D. Weijtens, griffier, op 21 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De uitspraak is aan partijen bekendgemaakt op de datum vermeld in de brief waarmee deze uitspraak aan partijen ter beschikking is gesteld.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.
4.Vgl. Hoge Raad 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2358.