ECLI:NL:RBZWB:2025:8151
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in belastingzaak na intrekking van beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2025, wordt het verzoek van de belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten beoordeeld. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. R.M.A. Lensen, heeft zijn beroepen tegen de besluiten van de heffingsambtenaar van 26 maart 2024 ingetrokken, omdat de heffingsambtenaar op 3 juni 2025 de besluiten heeft herzien. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar er is slechts medegedeeld dat het griffierecht vergoed zal worden. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat de heffingsambtenaar geheel aan de belanghebbende is tegemoetgekomen door de aanslagen te verminderen tot nihil. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die is vastgesteld op € 907,-. Daarnaast is de heffingsambtenaar verplicht het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De rechtbank honoreert ook de aanspraak van belanghebbende op wettelijke rente, die verschuldigd is indien de vergoedingen niet binnen vier weken na de uitspraak worden uitbetaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.