ECLI:NL:RBZWB:2025:8217
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak met compromis tussen belanghebbende en heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2025, wordt het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten beoordeeld. Belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van 10 oktober 2024, maar trok dit beroep in nadat hij een compromis had bereikt met de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De heffingsambtenaar stelde dat er geen recht op proceskostenvergoeding bestond, maar enkel op vergoeding van het griffierecht, wat ook in het compromis was opgenomen.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de heffingsambtenaar weliswaar tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende door de WOZ-waarde te verlagen, maar er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank benadrukt dat de heffingsambtenaar wel verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden, wat al in het compromis was toegezegd.
De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak en hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.