ECLI:NL:RBZWB:2025:8232

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
24/6987
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg door het Centrum Indicatiestelling Zorg

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen een besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over de afwijzing van haar aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). De aanvraag van eiseres, die een verstandelijke beperking heeft als gevolg van een genetische afwijking, werd op 6 maart 2024 ingediend. Het CIZ heeft deze aanvraag op 3 april 2024 afgewezen, en het bestreden besluit van 26 augustus 2024 verklaarde de bezwaren van eiseres ongegrond. Eiseres stelt dat zij blijvend afhankelijk is van 24-uurs zorg in de nabijheid, terwijl het CIZ betoogt dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld of deze behoefte blijvend is.

De rechtbank heeft de zaak op 29 oktober 2025 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar moeder en gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat het CIZ onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres geen blijvende behoefte aan zorg heeft. De rechtbank wijst op de noodzaak van nader onderzoek naar de behandel- en ontwikkelingsmogelijkheden van eiseres. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het CIZ op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het CIZ het griffierecht en proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6987 WLZ

uitspraak van 18 november van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. R. Kaya,
en

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een besluit van het CIZ over de afwijzing van haar aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.1.
Het CIZ heeft in een besluit van 3 april 2024 (primair besluit) de aanvraag van eiseres van 6 maart 2024 om Wlz-zorg voor eiseres afgewezen.
1.2.
Het CIZ heeft in het bestreden besluit van 26 augustus 2024 de bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Het CIZ heeft op het beroep van eiseres gereageerd middels een verweerschrift. De gemachtigde van eiseres heeft middels een e-mail van 20 oktober 2025 een nieuw medisch stuk overgelegd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 oktober 2025 op zitting behandeld. Eiseres werd vertegenwoordigd door [moeder] (de moeder en wettelijk vertegenwoordiger van eiseres). Zij werd bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Het CIZ werd vertegenwoordigd door mr. L.M.R. Kater.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
2. Eiseres, geboren in 2011, heeft een verstandelijke beperking als gevolg van een 1q21.1q21.2-deletie. Deze genetische afwijking leidt tot beperkingen in haar regie- en adaptief vermogen. Bij intelligentieonderzoek op vier- en twaalfjarige leeftijd is een IQ gemeten beneden de 75. Het adaptief vermogen is recent niet opnieuw door een deskundige onderzocht, maar wordt op basis van de beschikbare informatie als verstandelijk beperkt ingeschat. Twee eerdere aanvragen voor een Wlz-indicatie, ingediend in 2019 en 2022, zijn afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld in welke mate de beperkingen blijvend zijn. Op 6 maart 2024 is namens eiseres opnieuw een aanvraag voor Wlz-zorg ingediend bij het CIZ. Deze aanvraag heeft geleid tot de besluitvorming die is beschreven in de inleiding.
Standpunt van het CIZ
3. Volgens het CIZ heeft eiseres behoefte aan 24-uurs zorg in nabijheid, maar kan niet met zekerheid worden gesteld of deze behoefte blijvend is. Zij zit nog midden in de ontwikkelingsleeftijd, en heeft de afgelopen jaren enige ontwikkeling laten zien. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat er geen verdere ontwikkeling te verwachten is.
Het standpunt van eiseres
4. Volgens eiseres heeft zij recht op Wlz-zorg, omdat zij blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Zij stelt dat onduidelijk is op basis van welke informatie het CIZ concludeert dat zij zich nog zou ontwikkelen. Volgens eiseres heeft zij de afgelopen jaren geen ontwikkeling doorgemaakt en is ook in de toekomst geen verdere ontwikkeling te verwachten. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij een ontwikkelingsperspectiefplan van [ZML-school] (met een begindatum van 27 augustus 2024) overgelegd.
Relevante wet- en regelgeving
5. In artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz is, onder meer, bepaald dat een verzekerde slechts toegang tot Wlz-zorg heeft, indien de daar genoemde grondslagen - waaronder de grondslagen 'verstandelijke handicap' en 'psychische stoornis' - leiden tot een blijvende behoefte aan 24 uurs zorg in de nabijheid.
Het medische onderzoek van het CIZ
6.1.
Een medisch adviseur van het CIZ heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van de beschikbare medische informatie. Op 18 maart 2024 heeft een huisbezoek plaatsgevonden, waarbij de situatie van eiseres is besproken met haar moeder. De medisch adviseur heeft vervolgens op 3 april 2024 een medisch advies uitgebracht. Daarbij is gebruikgemaakt van gegevens over het functioneren van eiseres zoals vastgelegd in [naam 1] , inclusief eerdere aanvragen [1], eerdere medische adviezen van 21 augustus 2019 en 12 januari 2022 [2], het ontwikkelingsperspectiefplan van [ZML-school] van 31 mei 2023 [3], een begeleidend schrijven met journaalregels uit het huisartsdossier van 7 september 2023 [4], het psychologisch onderzoeksrapport van 30 oktober 2023 [5], de rapportage [website] van 29 januari 2024 [6], en een ongedateerde brief van de moeder van eiseres, geschreven toen zij twaalf jaar oud was [7].
De medisch adviseur stelt dat bij eiseres primair de grondslag 'verstandelijke handicap' van toepassing is. Op basis van de 1q21.1q21.2-deletie is daarnaast ook sprake van de grondslag 'somatische aandoening of beperking'. Er is sprake van opvallend gedrag, waaronder het smeren met ontlasting en het in de mond stoppen van voorwerpen, en van een zeer laag sociaal-emotioneel functioneren dat niet overeenkomt met het gemeten IQ. Hiervoor is geen duidelijke verklaring gevonden. Uit literatuuronderzoek blijkt dat gedragsproblematiek vaker voorkomt bij een 1q21-deletie. De medisch adviseur acht het daarom aangewezen om een kinderpsychiater te consulteren om het sociaal-emotioneel functioneren nader te onderzoeken. Volgens de medisch adviseur is eiseres aangewezen op 24-uurs zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Of deze noodzaak blijvend is, kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld. Eiseres bevindt zich nog in de ontwikkelingsleeftijd en heeft de afgelopen jaren vooruitgang laten zien: bij onderzoek op vierjarige leeftijd bedroeg haar cognitieve ontwikkelingsleeftijd circa twee jaar, terwijl dit bij het meest recente onderzoek op twaalfjarige leeftijd zes jaar was. Uit het ontwikkelingsperspectiefplan [3] en het psychologisch onderzoek [5] volgt evenmin dat verdere ontwikkeling is uitgesloten. Eiseres volgt nog onderwijs en een definitieve uitstroombestemming (arbeidsmatige dagbesteding of beschut werk) is nog niet bepaald. Zowel verdere didactische groei als een toename in zelfredzaamheid en sociaal-emotioneel functioneren wordt mogelijk geacht. Ook op basis van de 1q21-deletie is het uiteindelijke niveau van functioneren moeilijk te voorspellen, nu de beperkingen bij deze genetische afwijking sterk variëren. De medisch adviseur concludeert dat op dit moment niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de noodzaak tot 24-uurs zorg blijvend is, maar dat wel te verwachten is dat eiseres levenslang begeleiding nodig zal hebben. Voor de huidige begeleiding is de Jeugdwet voorliggend.
6.2.
In de bezwaarfase is aanvullend onderzoek verricht naar de situatie van eiseres. Een juridisch medewerker van het CIZ heeft dossieronderzoek uitgevoerd en telefonisch contact gehad met de gemachtigde van eiseres. Vervolgens heeft een hoorzitting plaatsgevonden en is advies gevraagd aan het Zorginstituut. Omdat in bezwaar geen nieuwe medische informatie is ingebracht, is afgezien van een aanvullend medisch advies, nu dit geen toegevoegde waarde zou hebben gehad.
Waar gaat het in deze zaak (niet) over?
7. Niet in geschil is dat bij eiseres sprake is van de grondslagen 'verstandelijke handicap' en 'somatische aandoening of beperking', die toegang kunnen geven tot Wlz-zorg. Deze zaak spitst zich toe op de vraag of het CIZ terecht stelt dat (nog) niet kan worden vastgesteld dat bij eiseres ook een blijvende behoefte bestaat aan 24 uurs zorg in de nabijheid. De voor de beoordeling van belang zijnde periode in deze zaak loopt van 6 maart 2024 (datum aanvraag) tot en met 26 augustus 2024 (datum bestreden besluit). Dit volgt uit vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 februari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:283).
Beoordeling van het medische onderzoek van het CIZ
8. Naar het oordeel van de rechtbank is de medisch adviseur van het CIZ bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres onvoldoende ingegaan op de vraag of een mogelijke behandeling ertoe kan leiden dat eiseres geen 24 uur per dag zorg in de nabijheid meer nodig heeft. De adviseur stelt weliswaar dat onduidelijkheid bestaat over de oorzaak van de gedragsproblematiek en het lage niveau van het sociaal-emotioneel functioneren, en dat daarom gedacht kan worden aan het consulteren van een kinderpsychiater, maar nader onderzoek op dit punt is uitgebleven. Daarnaast betrekt de adviseur in zijn analyse algemene of theoretische verwachtingen, waarvan de relatie met de specifieke situatie van eiseres en de beschikbare medische informatie niet is toegelicht. Zo merkt de adviseur op dat eiseres nog in de ontwikkelingsleeftijd zit en de afgelopen jaren enige vooruitgang heeft laten zien, maar dit wordt onvoldoende onderbouwd of uitgewerkt met concrete medische gegevens. De medisch adviseur verwijst verder slechts in algemene zin naar mogelijke didactische groei en toename van zelfredzaamheid, zonder te concretiseren via welk passend traject dit zou kunnen worden bereikt en tot welk niveau verbetering realistisch is.
Daar staat tegenover dat het dossier voldoende aanleiding geeft om eraan te twijfelen of eiseres ooit zonder 24 uur per dag zorg in de nabijheid zal kunnen. Hoewel uit het ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) van [ZML-school] van 31 mei 2023 en het psychologisch onderzoeksrapport van 30 oktober 2023 niet volgt dat verdere ontwikkeling volledig is uitgesloten, bevatten deze stukken namelijk evenmin aanwijzingen dat een substantiële toename van cognitieve of adaptieve vermogens te verwachten valt. Eiseres volgt weliswaar nog onderwijs, maar namens haar is ter zitting gesteld dat het daarbij meer gaat om een dagbestedingsachtige setting waar vooral praktische vaardigheden, zoals opruimen en koffie inschenken, worden geoefend. Dit is door het CIZ niet betwist. Daarbij heeft de gemachtigde van eiseres erop gewezen dat in het OPP van 27 augustus 2024 achter diverse ontwikkelingsgebieden staat dat het huidige niveau van eiseres overeenkomt met het ambitieniveau bij einde schoolloopbaan. Hoewel dit plan dateert van (net) na de te beoordelen periode, bevestigt dit het beeld dat is geschetst in het eerdere OPP van 31 mei 2023. Ook toen werd al aangegeven dat op veel terreinen het huidige niveau en het ambitieniveau gelijk waren; met andere woorden dat daarin geen ontwikkeling werd verwacht. Uit een vergelijking tussen beide OPP’en volgt dat dit in de daartussen gelegen periode ook niet het geval is geweest.
De gemachtigde van eiseres heeft daarnaast uiteengezet dat uit de dossierstukken blijkt dat eiseres, gelet op de gedragsproblematiek, functioneert op een niveau dat overeenkomt met de eerste individuatiefase, die optreedt bij een leeftijd van 18 tot 36 maanden. Ten slotte hecht de rechtbank betekenis aan de aanvullende brief van de huisarts van 12 april 2024, waarin deze aangeeft dat eiseres, ondanks beperkte groeimogelijkheden, blijvend afhankelijk zal zijn van zorg in de nabijheid en niet zonder intensieve begeleiding zal kunnen functioneren.
Gelet op het voorgaande is het medisch advies ontoereikend en mist het een concrete, op eiseres toegesneden beoordeling van behandel- en ontwikkelingsmogelijkheden. Het bestreden besluit berust naar het oordeel van de rechtbank daarom niet op een deugdelijke motivering en is onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de aanvraag te nemen, omdat de rechtbank daarvoor over te weinig informatie beschikt. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bepalen dat het CIZ een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het CIZ hiervoor zes weken.
10. Omdat het beroep gegrond is moet het CIZ het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt zij ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het CIZ moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,-, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het CIZ op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het CIZ het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het CIZ tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier op 18 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via "Formulieren en inloggen" op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.