ECLI:NL:RBZWB:2025:8339
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen UWV
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2025, wordt het verzoek van verzoekster, een B.V., om een veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar aanvraag van 4 februari 2025. Dit beroep werd ingetrokken nadat het UWV op 25 juni 2025 alsnog een besluit had genomen. Verzoekster verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, waarop het UWV akkoord ging met een proceskostenveroordeling, maar stelde dat enkel kosten voor het indienen van het beroepschrift vergoed moesten worden, met een wegingsfactor van 0,5.
De rechtbank oordeelt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat het UWV inderdaad aan verzoekster is tegemoetgekomen door op 25 juni 2025 een besluit te nemen. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling toe, waarbij verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 453,50 voor de gemaakte proceskosten. Daarnaast moet het UWV het door verzoekster betaalde griffierecht van € 385,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.