ECLI:NL:RBZWB:2025:8339

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
BRE 25/3041
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2025, wordt het verzoek van verzoekster, een B.V., om een veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar aanvraag van 4 februari 2025. Dit beroep werd ingetrokken nadat het UWV op 25 juni 2025 alsnog een besluit had genomen. Verzoekster verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, waarop het UWV akkoord ging met een proceskostenveroordeling, maar stelde dat enkel kosten voor het indienen van het beroepschrift vergoed moesten worden, met een wegingsfactor van 0,5.

De rechtbank oordeelt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat het UWV inderdaad aan verzoekster is tegemoetgekomen door op 25 juni 2025 een besluit te nemen. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling toe, waarbij verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 453,50 voor de gemaakte proceskosten. Daarnaast moet het UWV het door verzoekster betaalde griffierecht van € 385,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/3041

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op de aanvraag van 4 februari 2025. Verzoekster heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV op 25 juni 2025 alsnog op de aanvraag heeft beslist.
1.1.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster de rechtbank verzocht het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Het UWV heeft de rechtbank bij brief van 2 oktober 2025 meegedeeld akkoord te gaan met een proceskostenveroordeling. Het UWV heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat enkel proceskosten verschuldigd zijn voor het indienen van het beroepschrift, met een wegingsfactor van 0,5 omdat de zaak uitsluitend draait om de vraag of de beslistermijn is overschreden.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het UWV aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 17 juni 2025 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Het UWV heeft op 25 juni 2025 alsnog een besluit genomen. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en de zaak enkel ziet op de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 385,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
I. Ambachtsheer, griffier, op 28 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.