Op 27 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Dienst Toeslagen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor compensatie op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht), maar deze aanvraag werd gedeeltelijk afgewezen. Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft de gronden van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet leiden tot een aanpassing van de compensatie die door de Dienst Toeslagen was verleend over de toeslagjaren 2007, 2009, 2014, 2015 en 2016. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag van eiseres voor het overige terecht was afgewezen, en dat er geen aanwijzingen waren voor institutionele vooringenomenheid of hardheid in de toepassing van de wetgeving in de jaren 2005 en 2011. Eiseres kreeg geen gelijk, en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft echter de Dienst Toeslagen veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het betaalde griffierecht, omdat het aanvankelijk bestreden besluit niet volledig was. De totale proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 2.267,50.