ECLI:NL:RBZWB:2025:8347

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
BRE 25/5028
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep tegen het UWV wegens onredelijk late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld dat is ingesteld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag tot wijziging van zijn gezondheid, ingediend op 21 maart 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. Eiser heeft op 29 september 2025 beroep ingesteld, meer dan een jaar na het versturen van een ingebrekestelling op 17 mei 2024. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende actie heeft ondernomen om een besluit op zijn aanvraag te verkrijgen, en dat het beroep daarom niet-ontvankelijk is. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/5028

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat het UWV volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag (melding wijzigen gezondheid) van 21 maart 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit dan wel het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende beschikking, is het niet aan een termijn gebonden. [1] Het beroep is niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. [2]
Heeft eiser het beroepschrift onredelijk laat ingediend?
4. De rechtbank oordeelt dat eiser het beroepschrift onredelijk laat heeft ingediend. Op 21 maart 2024 heeft eiser de aanvraag tot herbeoordeling gedaan bij het UWV. Omdat er binnen de wettelijke termijn geen beslissing is genomen, heeft eiser op 17 mei 2024 een ingebrekestelling verstuurd. Het UWV heeft de ingebrekestelling op 21 mei 2024 ontvangen en op 25 juli 2024 een dwangsombeschikking afgegeven.
5. Eiser heeft op 29 september 2025 beroep ingesteld. Eiser heeft dus meer dan een jaar na het versturen van de ingebrekestelling beroep ingesteld. Volgens het UWV heeft eiser op 29 oktober 2024 voor het laatst telefonisch contact opgenomen om te informeren naar de herbeoordeling. Het UWV geeft in het verweerschrift aan dat er daarna nog wel contact is geweest tussen eiser en het UWV, maar dat hij niet meer heeft gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de herbeoordeling. Uit het beroepschrift blijkt niet dat eiser verder actie heeft ondernomen om een besluit op zijn aanvraag te krijgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van L.J. Sijtsma, griffier, op 28 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:12, eerste lid, van de Awb.
2.Artikel 6:12, vierde lid, van de Awb.