ECLI:NL:RBZWB:2025:8348

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
BRE 25/2676
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tussen Coörperatie Mobilisation for the Environment U.A. en het college van gedeputeerde staten van Zeeland

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2025, wordt het verzoek van Coörperatie Mobilisation for the Environment U.A. beoordeeld om het college van gedeputeerde staten van Zeeland (GS) te veroordelen in de proceskosten. Verzoekster heeft haar beroep ingetrokken nadat GS op 8 juli 2025 alsnog een besluit heeft genomen op haar eerder verzoek. De rechtbank heeft GS de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop GS heeft aangegeven geen verweer te voeren tegen de vergoeding van de proceskosten, zoals bepaald in het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat GS geheel tegemoet is gekomen aan verzoekster door tijdig te beslissen. De rechtbank concludeert dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 453,50 voor de gemaakte proceskosten, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast is GS verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 385,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2676

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2025 in de zaak tussen

Coörperatie Mobilisation for the Environment U.A., uit Nijmegen, verzoekster

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van gedeputeerde staten van Zeeland (GS).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van GS in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door GS. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat GS op 8 juli 2025 alsnog heeft beslist.
1.1.
De rechtbank heeft GS in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. GS heeft de rechtbank meegedeeld dat GS geen verweer voert tegen het verzoek tot vergoeding van de proceskosten voor zover deze bepaald wordt aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is GS aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of GS geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 14 mei 2025 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar verzoek van 14 mei 2024. GS heeft op 8 juli 2025 alsnog beslist op het verzoek van verzoekster. Hiermee is GS zodanig tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster, dat het beroep is ingetrokken.
Welk bedrag aan proceskosten moet GS aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. GS moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat GS verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 385,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot GS wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het college van gedeputeerde staten tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van L.J. Sijtsma, griffier, op 21 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.