Op 27 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. V.C.D. Klaassen, en het UWV. Eiser had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van 28 november 2024. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiser had het UWV op 19 juni 2025 in gebreke gesteld, en na ontvangst van deze ingebrekestelling op 23 juni 2025 was de termijn van twee weken verstreken zonder dat er een nieuw besluit was genomen. De rechtbank bepaalde dat het UWV binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een besluit moest nemen op het bezwaar. Daarnaast legde de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser kreeg ook recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die het UWV moest betalen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 27 november 2025.