ECLI:NL:RBZWB:2025:8450
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2025 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende, een V.O.F. uit een onbekende plaats, had op 7 april 2025 een brief gestuurd naar de Belastingdienst, waarin zij aangaf het niet eens te zijn met een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018. Deze brief werd door de inspecteur van de Belastingdienst als beroepschrift aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 17 januari 2025, waardoor de termijn eindigde op 28 februari 2025. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende het beroepschrift pas op 7 april 2025 heeft verzonden, wat te laat is. De rechtbank heeft ook overwogen of de termijnoverschrijding verontschuldigbaar was, maar oordeelde dat de omstandigheden die door de belanghebbende zijn aangevoerd niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt.