H01.99.0629.
Datum uitspraak: 21 december 1999.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
burgemeester en wethouders van Borne,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Almelo van 29 maart 1999 in het geding tussen:
[bezwaarde 1]. c.s te [woonplaats],
Plusmarkt [bezwaarde 2] C.V. te [woonplaats]
Bij besluit van 21 april 1998 hebben appellanten aan Bouwgroep Centrum Borne met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een supermarkt met bovengelegen bioscoop op de percelen plaatselijk bekend Grotestraat, kadastraal bekend sectie K nrs. 2238, 948, 209 en 949 te Borne.
Bij besluit van 8 januari 1999 hebben appellanten het hiertegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 29 maart 1999, verzonden op die datum, heeft de arrondissementsrechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) de tegen dit besluit ingestelde beroepen gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 28 april 1999, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 1 juni 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brieven van 10 augustus 1999 en 11 augustus 1999 hebben respectievelijk Plusmarkt [bezwaarde 2] C.V. en Bouwgroep Centrum Borne een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 1999, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr G.J.M. A., ambtenaar der gemeente, [bezwaarde 1] e.a., vertegenwoordigd [bezwaarde 1]. en […]., gemachtigden, Plusmarkt [bezwaarde 1] C.V., vertegenwoordigd door mr H.A. W., advocaat te Hoogenveen, en Bouwgroep Centrum Borne, vertegenwoordigd door mr J.C. van N., zijn verschenen.
Het hoger beroep van appellanten richt zich onder meer tegen het oordeel van de rechtbank dat het, gelet op het bepaalde in artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht, niet mogelijk is om het primaire besluit van 21 april 1998 te handhaven zonder een nieuw voorbereidingsbesluit te nemen.
Het bouwplan is in strijd met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen 'Kern van Borne' en 'Spanjaardshof'. De raad der gemeente Borne heeft op 28 november 1996 en (wederom) op 27 november 1997 een voorbereidingsbesluit genomen om het verlenen van een vrijstelling, als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, mogelijk te maken. Het laatstgenoemde voorbereidingsbesluit is op 5 december 1997 in werking getreden en is, anders dan de rechtbank heeft overwogen, op 6 december 1998 vervallen. Op 21 april 1998 hebben appellanten met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ten behoeve van het bouwplan vrijstelling en bouwvergunning verleend. Op 8 januari 1999, de datum waarop de bestreden beslissing op bezwaar is genomen, was geen nieuw voorbereidingsbesluit in werking getreden noch was een herziening van het betrokken bestemmingsplan ter inzage gelegd. Gelet op het bepaalde in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, werd op die datum niet voldaan aan de wettelijke vereisten om toepassing te geven aan dit artikel. De rechtbank heeft terecht overwogen dat appellanten dan ook niet meer bevoegd waren om tot handhaving van de verleende vrijstelling en bouwvergunning te besluiten.
Gelet op het karakter van de beslissing op bezwaar moet ook op dat moment zijn voldaan aan de wettelijke vereisten voor toepassing van artikel 19, voornoemd. Het gegeven dat ten tijde van het nemen van het primaire besluit wel een voorbereidingsbesluit gold, maakt dit niet anders.
De beslissing op bezwaar is derhalve terecht door de rechtbank op deze grond vernietigd. Voor een verdergaande beoordeling van die beslissing was geen plaats. Hetgeen overigens door appellanten met betrekking tot de door hen gevolgde anticipatieprocedure naar voren is gebracht kan buiten beschouwing blijven, aangezien dit zich richt tegen een door de rechtbank kennelijk ten overvloede ter voorlichting van partijen gegeven overweging.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, in de in 2.3. aangegeven zin, te worden bevestigd.
Appellanten dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak, met dien verstande dat de ten overvloede gegeven overweging buiten beschouwing blijft;
II. veroordeelt burgemeester en wethouders van Borne in de door [bezwaarde 1] en […] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van ƒ 576,80; het bedrag dient door de gemeente Borne aan hen te worden betaald;
III. veroordeelt burgemeester en wethouders van Borne in de door Plusmarkt [bezwaarde 2] C.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van ƒ 1.597,40, waarvan een gedeelte groot ƒ 1420,-- is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Borne aan de vennootschap te worden betaald.
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 1999.