ECLI:NL:RVS:2002:AE1108
Raad van State
- Hoger beroep
- T.M.A. Claessens
- M.P. Glerum
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank over vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 19 december 2001. Appellant was in vreemdelingenbewaring gesteld op 7 december 2001, een besluit dat door de rechtbank ongegrond werd verklaard. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan bijzondere omstandigheden die een lichter middel van toezicht rechtvaardigen. De rechtbank had geoordeeld dat de ongewenstverklaring van appellant, zoals vastgesteld door de Staatssecretaris van Justitie, een legitieme basis vormde voor de inbewaringstelling.
De Raad van State overweegt dat de grief van appellant faalt. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat de ongewenstverklaring van appellant een gegeven is dat volgens het beleid van de staatssecretaris leidt tot de noodzaak van inbewaringstelling. Het bezwaar tegen de ongewenstverklaring heeft geen schorsende werking, wat betekent dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een lichter middel rechtvaardigen.
Uiteindelijk oordeelt de Raad van State dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 25 januari 2002.