ECLI:NL:RVS:2002:AE1108

Raad van State

Datum uitspraak
25 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200106336/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank over vreemdelingenbewaring

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 19 december 2001. Appellant was in vreemdelingenbewaring gesteld op 7 december 2001, een besluit dat door de rechtbank ongegrond werd verklaard. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan bijzondere omstandigheden die een lichter middel van toezicht rechtvaardigen. De rechtbank had geoordeeld dat de ongewenstverklaring van appellant, zoals vastgesteld door de Staatssecretaris van Justitie, een legitieme basis vormde voor de inbewaringstelling.

De Raad van State overweegt dat de grief van appellant faalt. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat de ongewenstverklaring van appellant een gegeven is dat volgens het beleid van de staatssecretaris leidt tot de noodzaak van inbewaringstelling. Het bezwaar tegen de ongewenstverklaring heeft geen schorsende werking, wat betekent dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een lichter middel rechtvaardigen.

Uiteindelijk oordeelt de Raad van State dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 25 januari 2002.

Uitspraak

Raad
van State
200106336/1.
Datum uitspraak: 25 januari 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's?Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 19 december 2001 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2001 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 19 december 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, (hierna: de rechtbank) het met een kennisgeving vanwege de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) daartegen aanhangig gemaakte beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 27 december 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 8 januari 2002 heeft de staatssecretaris een reactie ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. De enige grief richt zich tegen de overweging van de rechtbank dat in redelijkheid in het belang van de openbare orde, als bedoeld in artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, tot bewaring kon worden overgegaan omdat appellant ongewenst is verklaard. Ten onrechte is de rechtbank voorbij gegaan aan de bijzondere omstandigheden die in dit geval maken dat met een lichter middel kon worden volstaan, aldus appellant.
2.2. De grief faalt. De rechtbank is bij haar oordeel terecht uitgegaan van de ongewenstverklaring van appellant als een gegeven dat blijkens het beleid van de staatssecretaris leidt tot de noodzaak tot inbewaringstelling. Het bezwaar tegen de ongewenstverklaring van appellant alsmede het ter zake gedane verzoek om voorlopige voorziening hebben geen schorsende werking, zodat hierin geen bijzondere omstandigheden zijn gelegen die nopen tot het hanteren van een lichter middel van toezicht.
2.3. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P. Glerum, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Glerum
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2002
273-343.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,