200201184/1.
Datum uitspraak: 13 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden van 30 januari 2002 in het geding tussen:
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Bij besluit van 18 mei 1999 heeft de Directeur-Generaal van de Volkshuisvesting, namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris), een aan appellante, op grond van de Wet individuele huursubsidie, toegekende bijdrage over het tijdvak 1 juli 1996 tot en met 30 juni 1997 nader vastgesteld op ƒ 420,-- (€ 190,59) en het teveel betaalde bedrag van
ƒ 3.060,-- (€ 1.388,57) teruggevorderd.
Bij besluit van 1 december 1999 heeft het groepshoofd van de Hoofdafdeling Individuele Subsidiëring van het Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting (hierna: het groepshoofd), namens de Staatssecretaris, het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 30 januari 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 februari 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 21 juni 2002 heeft de Staatssecretaris van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2002, waar de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.C.A. Stevens, advocaat te ‘s-Gravenhage, is verschenen. Appellante is niet verschenen.
2.1. Gelet op de - aangehechte - uitspraak van de Afdeling van 11 september 2002, inzake nr. 200200067/1, was het groepshoofd niet bevoegd op het door appellante tegen het besluit van de Directeur-Generaal van de Volkshuisvesting ingediende bezwaarschrift te beslissen. De rechtbank is hieraan ten onrechte voorbijgegaan. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, wordt het inleidende beroep alsnog gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar vernietigd. Gelet op het hierna onder 2.2 overwogene bestaat er aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de Staatssecretaris ter zitting heeft verklaard de beslissing op bezwaar voor zijn rekening te nemen.
2.2. Appellante kan niet worden gevolgd in haar betoog dat de, in bezwaar gehandhaafde, nadere vaststelling moet worden vernietigd, omdat de Staatssecretaris van een onjuist inkomen is uitgegaan. Gelet op de, door appellante overgelegde, verklaring van de belastingdienst bedroeg haar inkomen in 1996 weliswaar ƒ 30.257,-- (€ 13.730,03) - hetgeen door de Staatssecretaris niet is betwist -, maar het laatstgenoemde inkomen correspondeert blijkens huursubsidietabel II niettemin met dezelfde bijdrage aan huursubsidie als het door de Staatssecretaris gehanteerde inkomen.
2.3. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden van 30 januari 2002, 99/1175 WET;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 1 december 1999, Awb36/NO/B/018;
V. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
VI. gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (in totaal € 192,23) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Schuurman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2002