ECLI:NL:RVS:2002:AF0291

Raad van State

Datum uitspraak
13 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200103463/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van de aanvraag tot wijziging van de aanwijzing van het militaire luchtvaartterrein Soesterberg

In deze zaak hebben de burgemeester en wethouders van Soest, appellanten, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag tot wijziging van de aanwijzing van het militaire luchtvaartterrein Soesterberg door de Staatssecretaris van Defensie, verweerder. De aanvraag werd afgewezen bij besluit van 22 juli 1999, waarop de appellanten bezwaar maakten. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard bij besluit van 12 april 2000. De appellanten hebben vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Utrecht, die de zaak doorstuurde naar de Raad van State.

Tijdens de zitting op 30 mei 2002 zijn de appellanten vertegenwoordigd door hun advocaat en gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door ambtenaren van het ministerie van Defensie. De appellanten stelden dat het besluit van 22 juli 1999 onbevoegd was genomen, omdat het niet in overeenstemming was met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, zoals vereist door artikel 27 van de Luchtvaartwet.

De Raad van State oordeelde dat het besluit van 22 juli 1999 inderdaad in strijd was met de Luchtvaartwet, omdat niet was aangetoond dat het besluit in overeenstemming met de genoemde minister was genomen. Hierdoor werd het bestreden besluit ten onrechte gehandhaafd en verklaarde de Raad het beroep gegrond. De Raad vernietigde het besluit van de Staatssecretaris van Defensie en veroordeelde deze in de proceskosten van de appellanten, alsook tot vergoeding van het griffierecht.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 13 november 2002.

Uitspraak

200103463/1.
Datum uitspraak: 13 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Soest,
appellanten,
en
de Staatssecretaris van Defensie,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 1999, no. MG1999002332, heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van appellanten om wijziging van de aanwijzing van het militaire luchtvaartterrein Soesterberg.
Bij besluit van 12 april 2000, no. CBD99/004/A, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 18 mei 2000, bij de rechtbank Utrecht ingekomen op 22 mei 2000, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 19 juni 2000 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep bij brief van 10 juli 2001 doorgestuurd naar de Raad van State, alwaar het op 11 juli 2001 is ingekomen.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 mei 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, en ing. S.G.T. Koekoek, gemachtigde, en verweerder vertegenwoordigd door mr. H. Zilverberg en drs. A.N. Leffers, beiden ambtenaar bij het ministerie, alsmede kap. mr. C.H.M. Stratenus, werkzaam bij de Koninklijke Luchtmacht, zijn verschenen. Voorts is, namens gedeputeerde staten van Utrecht, S.W.A. Kreuger, ambtenaar van de provincie, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Luchtvaartwet (verder: Lvw) kan, voor zover thans van belang, de Minister van Defensie in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een aanwijzing tot luchtvaartterrein te allen tijde wijzigen.
2.2. Appellanten hebben verweerder gevraagd om met toepassing van artikel 27, eerste lid, van de Lvw de aanwijzing van het militaire luchtvaartterrein Soesterberg te wijzigen, in die zin dat de rond het luchtvaartterrein vastgestelde geluidszone in overeenstemming wordt gebracht met het werkelijke gebruik van het luchtvaartterrein.
Bij besluit van 22 juli 1999 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, welke afwijzing hij bij het bestreden besluit heeft gehandhaafd.
2.3. Appellanten voeren aan dat het besluit van 22 juli 1999 onbevoegd is genomen, nu het niet in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is genomen.
2.4. Uit het besluit van 22 juli 1999 blijkt niet dat dit besluit in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is genomen. Ook anderszins is niet gebleken dat door verweerder bij het nemen van het besluit is gehandeld in overeenstemming met deze minister. Het besluit van 22 juli 1999 is dan ook in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Lvw genomen. Gelet hierop heeft verweerder bij het bestreden besluit het onbevoegd genomen besluit van 22 juli 1999 ten onrechte ongewijzigd gehandhaafd en de bezwaren ongegrond verklaard.
2.5. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd.
2.6. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de Staatssecretaris van Defensie van 12 april 2000, CBD99/004/A;
III. veroordeelt de Staatssecretaris van Defensie in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 322,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de Staat der Nederlanden (het ministerie van Defensie) te worden betaald aan appellanten;
IV. gelast dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Defensie) aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (ƒ 450,00/€ 204,20) vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. Th.G. Drupsteen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J.W.P. van Gastel, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Van Gastel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2002
261-336.