ECLI:NL:RVS:2004:AO5304

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401162/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W. van den Brink
  • I. Sluiter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluiten inzake dwangsommen en bouwvergunning door de Raad van State

In deze zaak heeft de Raad van State op 5 maart 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van verzoekers tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Anna Paulowna. De zaak betreft een pand in Anna Paulowna waar het college op 18 juni 2001 dwangsommen heeft opgelegd van ƒ 100.000,00/€ 45.378,02 per dag, tot een maximum van ƒ 1.400.000,00/€ 635.292,3, indien niet binnen zes weken aan bepaalde voorwaarden werd voldaan. Deze voorwaarden betroffen onder andere het dichten van een doorgang tussen panden en het verwijderen van bepaalde opstellingen en posters.

Na een bezwaarprocedure heeft het college op 16 april 2002 de hoogte van de dwangsommen aangepast, maar het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard. Verzoekers hebben hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek behandeld op 26 februari 2004. Verzoekers stelden dat de rechtbank had miskend dat de last onder dwangsom ten onrechte was opgelegd en dat de bouwvergunning ten onrechte was geweigerd. Ze voerden aan dat het gebruik van het pand essentieel was voor de exploitatie van hun supermarkt.

De Voorzitter oordeelde dat er onvoldoende spoedeisend belang was om de besluiten van het college te handhaven, en dat de rechtbank mogelijk onterecht had geoordeeld over de aanmerkelijkheid van de verzoekers als overtreders. Daarom werd besloten om de besluiten van het college te schorsen totdat de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak zou doen. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, die een bedrag van € 685,87 ontvingen, inclusief een vergoeding voor griffierecht van € 348,00.

Uitspraak

200401162/2.
Datum uitspraak: 5 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van onder meer:
[verzoekers], allen gevestigd te Hoorn,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 12 januari 2004 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Anna Paulowna.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 juni 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Anna Paulowna (hierna: het college) inzake het pand aan de [locatie] te Anna Paulowna bepaald dat appellanten dwangsommen verbeuren van ƒ 100.000,00/€ 45.378,02 per dag, tot een bedrag van ƒ 1.400.000,00/€ 635292,3, indien niet binnen 6 weken na verzending van dit besluit:
- de tussen de panden [locaties] gerealiseerde doorgang (116 cm dagmaat) is gedicht opdat van een logistieke verbinding tussen beide panden niet meer kan worden gesproken;
- hetgeen is opgericht (een aantal wanden alsmede een vloergedeelte) uit hoofde van het koel- en vriesgedeelte (als ingetekend op de door u op 15 mei 2001 aan onze gemeente verstrekte inrichtingstekening) is verwijderd;
- de groente en fruitposters op de ramen van het perceel [locatie] zijn verwijderd;
- de fastpack is verwijderd;
- de broodafdeling is verwijderd, en
- de toiletruimten (dames/heren) zijn verwijderd.
Bij besluit van 11 februari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Anna Paulowna (hierna: het college) de door [een van de verzoekers] gevraagde bouwvergunning voor veranderingen in het pand [locatie] te Anna Paulowna, geweigerd.
Bij besluit van 16 april 2002, op schrift gesteld op 26 april en verzonden op 1 mei 2002, heeft het college het tegen het besluit van 18 juni 2001 gemaakte bezwaar gegrond verklaard wat betreft de hoogte van de dwangsommen, deze bepaald op € 5.000,00 per dag, tot een bedrag van
€ 70.000,00, bepaald dat deze worden verbeurd indien niet binnen 6 weken na verzending van dit besluit is voldaan aan de last en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Bij besluit van 20 mei 2003, verzonden op 22 mei 2003, heeft het college het tegen het besluit van 11 februari 2002 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 januari 2004, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) de tegen de besluiten van 16 april 2002 en 20 mei 2003 ingestelde beroepen gegrond verklaard, deze besluiten vernietigd voorzover zij betrekking hebben op de fastpack, bepaald dat de besluiten van 18 juni 2001 en 11 februari 2002 worden herroepen voorzover die betrekking hebben op de fastpack en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten.
Tegen deze uitspraak hebben onder meer verzoekers bij brief van 5 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2004, hoger beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee hoger beroep is ingesteld hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen
De Voorzitter heeft dit verzoek ter zitting behandeld op 26 februari 2004, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. W.J.M. Loomans, advocaat te Hoorn, en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. G. Creutzberg, advocaat te Den Helder, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het pand aan de [locatie] wordt gebruikt ten behoeve van de supermarkt die is gevestigd in het pand [locatie].
2.3. Verzoekers betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de last onder dwangsom ten onrechte is opgelegd en dat de gevraagde bouwvergunning ten onrechte is geweigerd. Zij stellen spoedeisend belang te hebben bij een schorsing van de besluiten inzake de dwangsom en bouwvergunning, nu het gebruik van [locatie] van essentieel belang is voor de exploitatie van de supermarkt.
2.4. Niet in geschil is dat ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Kleine Sluis Centrum 1996 – 3e Herziening” een substantiële uitbreiding van de supermarkt op [locatie] niet is toegestaan.
De rechtbank heeft het standpunt van het college, dat de [locatie] moet worden aangemerkt als een uitbreiding van deze supermarkt, als juist aangemerkt. De Voorzitter stelt vast dat een beoordeling van dit oordeel van de rechtbank, waarover uit een oogpunt van volgtijdelijkheid en samenhang tussen een en ander enige twijfel mogelijk is, onderzoek vergt dat de reikwijdte van de procedure inzake een verzoek om voorlopige voorziening te buiten gaat. De Voorzitter is voorts niet overtuigd geraakt van een dermate spoedeisend belang bij de handhaving van het bestemmingsplan, dat een beslissing in de hoofdzaak niet kan worden afgewacht. Daarbij moet worden betwijfeld of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat alle verzoekers als overtreder konden worden aangemerkt en het college derhalve bevoegd was alle drie de rechtspersonen de last onder dwangsom op te leggen.
Onder die omstandigheden ziet de Voorzitter aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. Het college wordt op na te melden wijze in de proceskosten veroordeeld. Voor de aanwezigheid ter zitting van [gemachtigde] hoeven geen verletkosten te worden vergoed, nu dat voortvloeit uit zijn werkzaamheden als directeur van verzoekers en in dat verband derhalve geen bijzondere kosten zijn gemaakt.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Anna Paulowna van 18 juni 2001 en 16 april 2002 en van 11 februari 2002 en 20 mei 2003, totdat de Afdeling in het bodemgeschil uitspraak heeft gedaan;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Anna Paulowna in de door verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 685,87 waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Anna Paulowna te worden betaald aan verzoekers;
III. gelast dat de gemeente Anna Paulowna aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 348,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I. Sluiter, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Sluiter
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2004
292.