ECLI:NL:RVS:2004:AR7067
Raad van State
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- J.A. Hoovers-Backaert
- Rechtspraak.nl
Intrekking gedoogverklaring voor hasjcafé in Amsterdam
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de burgemeester van Amsterdam. De burgemeester heeft op 5 juli 2002 besloten om het hasjcafé van de appellant, gelegen aan een specifieke locatie in Amsterdam, te schrappen van de lijst van inrichtingen waarin de verkoop van softdrugs wordt gedoogd. Tevens werd de gedoogverklaring met ingang van 18 juli 2002 ingetrokken. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester verklaarde dit bezwaar op 21 januari 2003 ongegrond. Hierop heeft appellant beroep ingesteld bij de arrondissementsrechtbank Amsterdam, die op 5 april 2004 het beroep gegrond verklaarde en de beslissing van de burgemeester vernietigde, waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, ingekomen op 7 mei 2004. De burgemeester heeft op 20 juli 2004 een schriftelijke reactie ingediend. De zaak is vervolgens behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 november 2004. Tijdens deze zitting was de burgemeester vertegenwoordigd door mr. M. Boermans, ambtenaar van de gemeente.
De Afdeling heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de mededeling van de burgemeester over de intrekking van de gedoogverklaring geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De mededeling kan geen zelfstandige betekenis worden toegekend, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn, wat in dit geval niet is aangetoond. De rechtbank heeft dan ook terecht het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard en het besluit van de burgemeester vernietigd. Het hoger beroep van appellant is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.