ECLI:NL:RVS:2004:AR7547

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407015/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • J.A.M. van Angeren
  • H.Ph.J.A.M. Hennekens
  • H. Borstlap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Skarsterlân

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 december 2004 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 28 juli 2004. Het verzoeker, wonend te [woonplaats], had het college van burgemeester en wethouders van Skarsterlân aangeklaagd over een besluit dat op 12 januari 2004 was genomen. In de eerdere uitspraak werd het beroep van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker heeft in zijn herzieningsverzoek aangevoerd dat zijn weerwoord op de stellingen van het college ten onrechte niet in de eerdere uitspraak was opgenomen en dat er geen vertegenwoordiger van het college aanwezig was tijdens de zitting waar zijn pleitnota werd voorgelezen. Hij heeft ook aangegeven overlast te ondervinden van vaartuigen die de inrichting in- en uitvaren, en pleit voor de verwijdering van een steiger om meer ruimte te creëren voor het manoeuvreren van deze vaartuigen. Verzoeker stelt dat deze situatie zijn privacy schaadt en dat de huidige regelgeving geen oplossing biedt.

De Afdeling heeft overwogen dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om de discussie te heropenen. De aangevoerde argumenten van verzoeker zijn niet voldoende om aan te tonen dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden. Daarom heeft de Afdeling het verzoek tot herziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 15 december 2004.

Uitspraak

200407015/1.
Datum uitspraak: 15 december 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2004, in zaak no.
200400813/1.
1.    Procesverloop
Bij uitspraak van 28 juli 2004, in zaak no.
200400813/1, heeft de Afdeling het beroep van verzoeker tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Skarsterlân, kenmerk 04011210.t, van 12 januari 2004, ongegrond verklaard.
Bij brief van 14 augustus 2004 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 december 2004, waar verzoeker in persoon is verschenen.
Voorts is het college van burgemeester en wethouders van Skarsterlân, vertegenwoordigd door J.P. Huisman, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2.    Verzoeker heeft in het verzoekschrift aangegeven waarom hij het niet eens is met de hiervoor genoemde uitspraak. Hij heeft betoogd dat in die uitspraak zijn weerwoord op de stellingen van het college van burgemeester en wethouders van Skarsterlân ten onrechte niet is opgenomen. Verder was geen vertegenwoordiger van het college aanwezig bij het voorlezen van zijn pleitnota, aldus verzoeker. Hij stelt voorts overlast te ondervinden van het manoeuvreren van vaartuigen die de inrichting in- en uitvaren. Hij heeft hiertoe betoogd dat het manoeuvreren volgens hem in de meeste gevallen voor zijn perceel, buiten de grens van de inrichting, gebeurt. Verwijdering van de meest westelijk gelegen steiger aan de zuidzijde van de haven is zijns inziens nodig om meer ruimte te creëren voor het manoeuvreren, om te voorkomen dat de oever van zijn perceel verder afkalft en om zijn privacy te beschermen. Volgens verzoeker biedt toepassing van artikel 8.23 van de Wet milieubeheer redelijkerwijs geen oplossing. Verder betoogt verzoeker dat het verwijderen van de steiger ten koste gaat van slechts één ligplaats.
2.3.    De Afdeling overweegt dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe strekt de bij een uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, in het ongelijk gestelde partij de gelegenheid te bieden de discussie te heropenen. In hetgeen verzoeker in de onderhavige herzieningsprocedure naar voren heeft gebracht zijn geen nader gebleken feiten of omstandigheden begrepen, als bedoeld in voormeld artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.4.    Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.T. Heijstek-van Leussen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Angeren    w.g. Heijstek-van Leussen
Voorzitter                    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2004
353.