ECLI:NL:RVS:2005:AT3243

Raad van State

Datum uitspraak
6 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407223/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor inpandige verbouwing te Amersfoort

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 9 juli 2004 een beroep ongegrond verklaarde tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort. Dit college had op 18 december 2002 een bouwvergunning verleend voor een inpandige verbouwing van een woning op een perceel in Amersfoort. Appellant, een omwonende, had bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellant in hoger beroep ging bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 22 maart 2005. Appellant was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl het college werd vertegenwoordigd door een ambtenaar. Ook de vergunninghouder was aanwezig, bijgestaan door een advocaat. De Raad van State overwoog dat de wijziging van het bouwplan betrekking had op de draagconstructie van een plafond van een uitbouw, die tegen de buitengevel van de woning van appellant was gebouwd.

Appellant betoogde dat hij niet op de hoogte was gesteld van het besluit van 18 december 2002, maar de Raad van State oordeelde dat hij als omwonende niet tot de belanghebbenden behoorde zoals gedefinieerd in de Algemene wet bestuursrecht. Verder werd het betoog van appellant dat de bouwtekeningen onduidelijk waren, verworpen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de bouwvergunning geen betrekking had op het aanbrengen van balken in de buitengevel van de woning van appellant. De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

200407223/1.
Datum uitspraak: 6 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amersfoort,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 9 juli 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor een inpandige verbouwing van de woning op het perceel [locatie] te Amersfoort.
Bij besluit van 15 april 2003 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 juli 2004, verzonden op 16 juli 2004, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 26 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 27 augustus 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 27 september 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
[Vergunninghouder] heeft gereageerd bij brief van 8 november 2004.
Bij brief van 10 november 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 maart 2005, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. Th.H.W. Juta, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. T.P. Grunbauer, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is verschenen [vergunninghouder] in persoon, bijgestaan door mr. M.J. Geelhoed, advocaat te Den Haag.
2.    Overwegingen
2.1.    Het bouwplan betreft een wijziging van een bouwplan waarvoor op 14 maart 2000 aan [vergunninghouder] bouwvergunning is verleend. De wijziging heeft betrekking op de draagconstructie van een plafond van een uitbouw waarvan één zijde is gebouwd tegen de buitengevel van de woning van appellant.
2.2.    Voorzover appellant betoogt dat van het besluit van 18 december 2002 ten onrechte niet is kennisgegeven in een dag- nieuws- of huis- aan-huisblad ziet dat betoog er aan voorbij dat ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de bekendmaking van een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht, geschiedt door toezending aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Appellant behoort als omwonende niet tot de in dat artikel bedoelde belanghebbenden. De Afdeling verwijst in dit verband naar haar uitspraak van 9 juni 2004 in zaak no.
200306123/1.
2.3.    Appellant betoogt tevergeefs dat de van de bouwvergunning deel uitmakende bouwtekeningen van de met balken uitgevoerde draagconstructie dermate onduidelijk zijn dat het op grond daarvan is toegestaan de balken te doen steunen in de buitengevel van de woning van appellant. Niet kan worden ingezien dat de bouwtekeningen op dit punt onduidelijk zijn. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat de bouwvergunning geen betrekking heeft op het aanbrengen van balken in bedoelde buitengevel. Aan het niet onderbouwde betoog van appellant dat geen stabiele constructie kan worden verkregen indien de balken niet in de buitengevel worden aangebracht moet worden voorbijgegaan. Daargelaten de juistheid van dit betoog acht de Afdeling het in strijd met de goede procesorde dat appellant dit voor het eerst in hoger beroep aanvoert. Niet valt in te zien dat hij dit niet eerder naar voren heeft kunnen brengen.
2.4.    Het betoog van appellant dat uit een in zijn opdracht verricht endoscopisch onderzoek blijkt dat de balken zijn ingebracht in voormelde buitengevel ziet er aan voorbij dat het college dient te beslissen op de bouwaanvraag zoals die bij hem is ingediend. De vraag of de reeds gerealiseerde uitbouw is gebouwd in overeenstemming met de bouwvergunning is in deze procedure niet aan de orde.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos    w.g. Willems
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2005
412.