ECLI:NL:RVS:2005:AT3726

Raad van State

Datum uitspraak
13 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200406977/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer om adresgegevens van een zoon te verstrekken

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer om een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie van zijn zoon te verstrekken. Het college heeft op 24 september 2002 het verzoek van de appellant afgewezen. Hierop heeft de appellant bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 5 maart 2003 ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 8 juli 2004 het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 20 augustus 2004 is ingekomen.

Tijdens de zitting op 7 maart 2005 heeft de appellant verklaard dat hij in december 2004 op de hoogte is geraakt van de adresgegevens van zijn zoon. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de appellant geen belang meer heeft bij een beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij inmiddels over de gevraagde informatie beschikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen voor vergoeding in aanmerking komende schade is en dat de gemaakte proceskosten geen aanleiding geven tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is genomen in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 13 april 2005. Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

200406977/1.
Datum uitspraak: 13 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Boxmeer,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 juli 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer (hierna: het college) een verzoek van appellant om een uittreksel Gemeentelijke Basisadministratie te verkrijgen van zijn zoon afgewezen.
Bij besluit van 5 maart 2003 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 juli 2004, verzonden op 12 juli 2004, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 10 september 2004 heeft appellant een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 maart 2005, waar appellant in persoon, bijgestaan door A.J.B.A. Ross, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Munster, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    In geschil is de weigering van het college om aan appellant de adresgegevens van zijn zoon te verstrekken. Ter zitting heeft appellant verklaard in december 2004 op de hoogte te zijn geraakt van deze gegevens. Gelet hierop moet worden geoordeeld dat appellant geen belang heeft bij een beoordeling van het door hem ingestelde hoger beroep. Niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende schade, waarin zodanig belang is gelegen. Volgens vaste rechtspraak (onder meer de uitspraak van 18 september 2002 in zaak no.
200102917/1(AB 2003/41), is in de door appellant ter zitting vermelde omstandigheid dat door hem in beroep en hoger beroep proceskosten zijn gemaakt geen belang gelegen om tot inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak over te gaan.
2.2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Zwemstra
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2005
91-419.