In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 april 2005 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoeker, het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, dat op 23 december 2004 een verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot een vleesvarkenshouderij had afgewezen. De vleesvarkenshouderij is gelegen op het perceel Heensedijk 16b te De Heen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 maart 2005, waar verzoeker werd vertegenwoordigd door C. Franken, ambtenaar van de gemeente, en verweerder door mr. S. de Groot en A.W. Adriaansen, ambtenaren van de provincie. Ook de vergunninghoudster, Heensehoeve B.V., en haar rechtsvoorgangster, de maatschap, waren vertegenwoordigd door mr. J.J. Vermeulen, advocaat te Middelharnis.
De Voorzitter overwoog dat de vergunning voor de inrichting vervalt indien deze niet binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning is voltooid en in werking gebracht. Verweerder had het verzoek afgewezen omdat er volgens hem geen sprake was van een overtreding. Verzoeker stelde dat de oprichtingsvergunning van 30 maart 1999 was vervallen, omdat de stal niet binnen de gestelde termijn was voltooid. De Voorzitter concludeerde echter dat de inrichting in zoverre was voltooid en in werking was gebracht, en dat de oprichtingsvergunning niet was vervallen. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De beslissing van de Voorzitter was dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en het verzoek werd afgewezen.