200508739/1.
Datum uitspraak: 17 november 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
om opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van de bij uitspraak van 22 maart 2005, in zaak no. 200500930/1, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:
de vereniging "Samenwerkingsverband De Rietvelden - De Vutter", gevestigd te 's-Hertogenbosch,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij uitspraak van 22 maart 2005, in zaak no.
200500930/1, heeft de Voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van verweerder van 14 december 2004 geschorst. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 17 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2005, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht deze voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 november 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven, en [directeur], en de vereniging "Samenwerkingsverband De Rietvelden - De Vutter" (hierna: de vereniging), vertegenwoordigd door mr. J.E. Lenglet, advocaat te ’s-Hertogenbosch, en [vice-voorzitter], en verweerder, vertegenwoordigd door R.M. de Groot en ing. O. de Jong, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen.
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. Het bij de uitspraak van 22 maart 2005 geschorste besluit strekt tot acceptatie van een melding als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer voor de verandering van een inrichting aan de [locatie] te [plaats]. Deze voorlopige voorziening is uitgesproken op verzoek van de vereniging.
2.3. Verzoekster is eigenaar van het perceel waarop de melding betrekking heeft. Zij betoogt dat de Voorzitter bij de uitspraak van 22 maart 2005 heeft miskend dat de vereniging geen belanghebbende is bij het besluit van 14 december 2004. Volgens haar had de Voorzitter moeten concluderen dat het door de vereniging tegen dit besluit gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk is, en had de Voorzitter om die reden het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening moeten afwijzen. Gelet hierop dient volgens verzoekster de getroffen voorlopige voorziening te worden opgeheven.
2.4. Ingevolge artikel 20.13 van de Wet milieubeheer, zoals dat vóór 1 juli 2005 luidde, samen met artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht, kon tegen het besluit van 14 december 2004 bezwaar worden gemaakt door een belanghebbende.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.5. Op grond van de statuten heeft de vereniging onder andere ten doel het onder meer door projectmanagement stimuleren, coördineren, bevorderen en optimaliseren van de duurzame revitalisering van het bedrijventerrein De Rietvelden/De Vutter/Veemarktkade; het streven is er daarbij op gericht om door samenwerking tussen bedrijven onderling en met de overheid op het bedrijventerrein in samenhang de verbetering van het (bedrijfs-)economisch resultaat, de vermindering van de milieubelasting en het efficiënter ruimtegebruik te bevorderen.
De inrichting waarvoor de melding is gedaan ligt op het bedrijventerrein en het besluit tot het accepteren van de melding kan, anders dan verzoekster betoogt, gevolgen hebben voor de door de inrichting veroorzaakte milieubelasting. Nu de vereniging blijkens haar statuten mede het belang behartigt van de vermindering van de milieubelasting op het bedrijventerrein waarop de inrichting is gelegen, ziet de Voorzitter, gezien de statutaire doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van de vereniging, op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de vereniging geen rechtstreeks bij het besluit van 14 december 2004 betrokken belang heeft.
Voor zover verzoekster ter zitting nog heeft betoogd dat de vereniging geen belanghebbende is omdat de algemene ledenvergadering geen beslissing heeft genomen over het instellen van rechtsmiddelen, overweegt de Voorzitter dat het voor de vaststelling of de belangen van de vereniging rechtstreeks bij het besluit zijn betrokken niet van belang is of er (procedure)beslissingen door organen van de vereniging zijn genomen.
2.6. Reeds gelet op het voorgaande geeft het betoog van verzoekster geen aanleiding voor het opheffen van de getroffen voorlopige voorziening. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van der Zijpp
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2005