200506252/4.
Datum uitspraak: 8 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats], [gemeente],
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 05/1657 en 05/1658 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 6 juni 2005 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.
Bij besluit van 16 november 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfsberging op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 25 april 2005 heeft het college het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juni 2005, verzonden op 7 juni 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en de bij besluit van 16 november 2004 verleende bouwvergunning geschorst tot 6 weken na bekendmaking van de nieuwe beslissing op bezwaar.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 18 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 13 september 2005 heeft het college naar aanleiding van een daartoe strekkende op 22 juni 2005 bij de gemeente ingekomen aanvraag aan [vergunninghouder] een gewijzigde bouwvergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfsberging op voormeld perceel.
Bij brief van 11 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 november 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 december 2005, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. W.J.M. Loomans, advocaat te Hoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. F. Marinus, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. A.J.P. Schram, advocaat te Haarlem.
2.1. Verzoekers hebben verzocht het besluit van het college van 13 september 2005 te schorsen.
2.2. Bij zijn uitspraak van 6 juni 2005 heeft de voorzieningenrechter de bij de primaire beslissing van 16 november 2004 verleende bouwvergunning geschorst tot 6 weken na bekendmaking van de nieuwe beslissing op bezwaar. Nu het bij besluit van 13 september 2005 vergunde bouwplan, behoudens een beperkte verschuiving in de situering ter plaatse, overeenstemt met het bij het geschorste besluit van 16 november 2004 vergunde bouwplan en beide besluiten derhalve vanuit het oogpunt van tenuitvoerlegging op één lijn moeten worden gesteld, strekt de door de voorzieningenrechter ten aanzien van het besluit van 16 november 2004 uitgesproken schorsing zich mede uit tot het besluit van 13 september 2005. De werking van de bij dit besluit verleende bouwvergunning is derhalve eveneens geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de alsnog te nemen nieuwe beslissing op bezwaar.
2.3. Gelet op het vorenstaande hebben verzoekers bij het treffen van een voorlopige voorziening geen spoedeisend belang.
2.4. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Roelfsema
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2005