ECLI:NL:RVS:2005:AU7966

Raad van State

Datum uitspraak
8 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200506252/4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Vlasblom
  • J.H. Roelfsema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bouwvergunning voor bedrijfsberging in Zaanstad

Op 16 november 2004 verleende het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad een bouwvergunning aan [vergunninghouder] voor het bouwen van een bedrijfsberging op het perceel [locatie] te [plaats]. Verzoekers, die bezwaar maakten tegen deze vergunning, kregen op 6 juni 2005 gelijk van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem, die de bouwvergunning schorste tot zes weken na de bekendmaking van een nieuwe beslissing op bezwaar. Het college verklaarde het bezwaar van verzoekers ongegrond bij besluit van 25 april 2005. Verzoekers gingen in hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter en vroegen op 11 november 2005 de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen, omdat het college op 13 september 2005 een gewijzigde bouwvergunning had verleend aan [vergunninghouder]. De Voorzitter behandelde het verzoek op 7 december 2005. Hij overwoog dat de gewijzigde bouwvergunning in essentie overeenstemt met de eerder geschorste vergunning en dat de schorsing van de eerdere vergunning zich ook uitstrekt tot de nieuwe vergunning. Hierdoor was er geen spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. De Voorzitter wees het verzoek af, wat op 8 december 2005 openbaar werd uitgesproken.

Uitspraak

200506252/4.
Datum uitspraak: 8 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats], [gemeente],
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 05/1657 en 05/1658 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 6 juni 2005 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 november 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfsberging op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 25 april 2005 heeft het college het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 juni 2005, verzonden op 7 juni 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en de bij besluit van 16 november 2004 verleende bouwvergunning geschorst tot 6 weken na bekendmaking van de nieuwe beslissing op bezwaar.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 18 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 13 september 2005 heeft het college naar aanleiding van een daartoe strekkende op 22 juni 2005 bij de gemeente ingekomen aanvraag aan [vergunninghouder] een gewijzigde bouwvergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfsberging op voormeld perceel.
Bij brief van 11 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 14 november 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 december 2005, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. W.J.M. Loomans, advocaat te Hoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. F. Marinus, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. A.J.P. Schram, advocaat te Haarlem.
2. Overwegingen
2.1. Verzoekers hebben verzocht het besluit van het college van 13 september 2005 te schorsen.
2.2. Bij zijn uitspraak van 6 juni 2005 heeft de voorzieningenrechter de bij de primaire beslissing van 16 november 2004 verleende bouwvergunning geschorst tot 6 weken na bekendmaking van de nieuwe beslissing op bezwaar. Nu het bij besluit van 13 september 2005 vergunde bouwplan, behoudens een beperkte verschuiving in de situering ter plaatse, overeenstemt met het bij het geschorste besluit van 16 november 2004 vergunde bouwplan en beide besluiten derhalve vanuit het oogpunt van tenuitvoerlegging op één lijn moeten worden gesteld, strekt de door de voorzieningenrechter ten aanzien van het besluit van 16 november 2004 uitgesproken schorsing zich mede uit tot het besluit van 13 september 2005. De werking van de bij dit besluit verleende bouwvergunning is derhalve eveneens geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de alsnog te nemen nieuwe beslissing op bezwaar.
2.3. Gelet op het vorenstaande hebben verzoekers bij het treffen van een voorlopige voorziening geen spoedeisend belang.
2.4. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Roelfsema
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2005
58-476.