ECLI:NL:RVS:2007:BA3773

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605425/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Ch.W. Mouton
  • P.A. Melse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunning voor detailhandel en vuurwerkopslag niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Raad van State op 25 april 2007 uitspraak gedaan over een beroep dat was ingesteld door een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad. Dit besluit, genomen op 23 juni 2006, verleende een vergunning aan [vergunninghouder] voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting in [plaats], die bestond uit een detailhandel in groente en fruit en een vuurwerkopslag en -verkoopruimte. De vergunning werd op 29 juni 2006 ter inzage gelegd. De appellant, wonend te [woonplaats], heeft op 25 juli 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij meende dat de vergunning negatieve milieugevolgen voor hem met zich meebracht.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 maart 2007 ter zitting behandeld. De appellant was in persoon aanwezig, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. C. Niessen-Kruiswijk en P. Laan, ambtenaren van de gemeente. Ook [vergunninghouder] was als partij gehoord. De Afdeling heeft overwogen dat, volgens artikel 20.1 van de Wet milieubeheer, alleen belanghebbenden beroep kunnen instellen tegen een besluit. Volgens de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de afstand van de woning van de appellant tot de inrichting ongeveer 380 meter bedraagt. Gezien het deskundigenbericht en de afstand tot de inrichting, concludeerde de Afdeling dat de appellant geen milieugevolgen van de inrichting kan ondervinden. Het belang dat de appellant meende te hebben, namelijk het parkeren op een nabijgelegen parkeerterrein, werd niet als een persoonlijk belang beschouwd dat hem onderscheidde van anderen. Daarom werd de appellant niet als belanghebbende aangemerkt en was zijn beroep niet-ontvankelijk. De Raad van State heeft in naam der Koningin beslist dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200605425/1
Datum uitspraak: 25 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2006 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting in [plaats], bestaande uit een detailhandel in groente en fruit op [locatie 1] en een vuurwerkopslag en -verkoopruimte aan de [locatie 2]. Dit besluit is op 29 juni 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 23 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 6 oktober 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 17 januari 2007. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 maart 2007, waar appellant in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door mr. C. Niessen-Kruiswijk en P. Laan, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord [vergunninghouder].
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan, voor zover hier van belang, een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.    Wanneer krachtens de Wet milieubeheer vergunning wordt verleend, zijn naast de aanvrager onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van deze inrichting kunnen worden ondervonden, belanghebbenden.
De vuurwerkopslag en -verkoopruimte van de inrichting bevinden zich op een afstand van ongeveer 20 meter van de detailhandel in groente en fruit. De aanvraag heeft betrekking op de opslag van maximaal 6000 kilogram consumentenvuurwerk, welke hoeveelheid in voorschrift 6.1.1 van de vergunning is vastgelegd. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting is de afstand van de woning van appellant tot de inrichting ongeveer 380 meter. Mede in aanmerking genomen het deskundigenbericht is de Afdeling van oordeel dat ter plaatse van de woning van appellant geen milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden.
Het belang dat appellant bij het bestreden besluit meent te hebben in verband met het feit dat hij parkeert op het naast de inrichting gelegen parkeerterrein voor het doen van boodschappen, kan niet worden beschouwd als een persoonlijk rechtstreeks bij het besluit betrokken belang dat hem zodanig onderscheidt van anderen, dat hij op grond hiervan als belanghebbende bij dit besluit is aan te merken.
Gezien het vorenstaande is appellant naar het oordeel van de Afdeling geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, zodat voor hem tegen het bestreden besluit geen beroep openstond op grond van artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
2.3.    Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. Ch.W. Mouton, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton                  w.g. Melse
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2007
191-495