ECLI:NL:RVS:2007:BA7046

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606162/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek gebruik groenvoorziening voor voetbalwedstrijden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Bussum tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het college had op 4 april 2005 een verzoek van [verzoeker] om handhavend op te treden tegen het gebruik van een groenvoorziening aan de Burgemeester s' Jacoblaan te Bussum door groepen volwassenen voor voetbalwedstrijden in het weekend, afgewezen. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van [verzoeker] op 19 juli 2006 gegrond en vernietigde het besluit van het college, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de uitspraak.

Het college ging in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij het betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het gebruik van de groenvoorziening als voetbalveld in strijd was met de bestemming 'Groenvoorzieningen'. Het college stelde dat de intensiteit van het gebruik niet relevant was voor de beoordeling van de strijdigheid met het bestemmingsplan. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het structurele gebruik van de gronden voor voetbal niet in overeenstemming was met de bestemming 'Groenvoorzieningen'.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in de proceskosten moest worden veroordeeld. De kosten voor rechtsbijstand werden vastgesteld op € 644,00, te betalen door de gemeente Bussum aan [verzoeker]. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 juni 2007.

Uitspraak

200606162/1.
Datum uitspraak: 13 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Bussum,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/5087 van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2006 in het geding tussen:
[verzoeker],
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 4 april 2005 heeft appellant (hierna: het college) het verzoek van [verzoeker] om handhavend op te treden tegen het gebruik van de groenvoorziening aan de Burgemeester s' Jacoblaan te Bussum door groepen volwassenen voor voetbalwedstrijden in het weekend, afgewezen.
Bij besluit van 27 september 2005 heeft het college het door [verzoeker] daartegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juli 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 18 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 21 augustus 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 september 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 2 oktober 2006 heeft [verzoeker] van antwoord gediend.
Bij brief van 31 oktober 2006 heeft het college een nader stuk ingediend.
Bij brief van 30 november 2006 heeft [verzoeker] een nadere reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 april 2007, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.M. van Kordelaar, ambtenaar van de gemeente, en [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. D. Schilstra, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bellamy" (hierna: het bestemmingsplan) rust op de betreffende gronden de bestemming "Groenvoorzieningen (G)".
Ingevolge artikel 11 van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de op de kaart voor "groenvoorzieningen" aangewezen gronden bestemd voor plantsoenen en andere groenvoorzieningen en in samenhang daarmee voor inritten, wandelpaden en kinderspeelplaatsen.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften.
2.2.    Het college komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat het intensieve gebruik van de betrokken gronden als voetbalveld strijdig is met de daarop rustende bestemming "Groenvoorzieningen". Het college voert aan dat de rechtbank ten onrechte de intensiteit van het in het geding zijnde gebruik bij haar beoordeling van de strijdigheid daarvan met het bestemmingplan van belang heeft geacht.
2.2.1.    De Afdeling stelt vast dat het in het geding zijnde gebruik bestaat uit het wekelijks spelen van voetbal door verschillende groepjes volwassenen (twee groepjes op zaterdag en vier op zondag) van wisselende samenstelling, die per wedstrijd gemiddeld een uur spelen en gebruik maken van mobiele doelen.
2.2.2.    Het college voert tevergeefs aan dat de rechtbank ten onrechte de intensiteit van het gebruik bij de beoordeling van de strijdigheid van het gebruik met de bestemming "Groenvoorzieningen" heeft betrokken. De vraag of het gebruik in overeenstemming met de ter plaatse rustende bestemming kan worden geacht dient te worden beantwoord aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft.
2.2.3.    De betreffende gronden zijn bestemd voor plantsoenen en andere groenvoorzieningen en in samenhang daarmee voor inritten, wandelpaden en kinderspeelplaatsen. De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat het gebruik van die gronden als voetbalveld, gelet op het structurele karakter daarvan, daarmee niet in overeenstemming kan worden geacht. Daarbij heeft de rechtbank met recht van belang geacht dat sprake is van een intensief gebruik als voetbalveld, nu verschillende volwassenen wekelijks op een vast tijdstip voetbalwedstrijden spelen op die gronden. De ruimtelijke uitstraling van dit structurele gebruik voor sportbeoefening kan gelet op de aard, omvang en intensiteit daarvan niet passend bij de bestemming "Groenvoorzieningen" worden geacht. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het in het geding zijnde gebruik van de gronden in strijd is met het bestemmingsplan.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bussum tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Bussum aan [verzoeker] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink                     w.g. Soede
Voorzitter                           ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2007
270-444.