ECLI:NL:RVS:2007:BB0345

Raad van State

Datum uitspraak
17 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703364/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake revisievergunning recyclingbedrijf

Op 16 april 2007 verleende het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan [vergunninghoudster] een revisievergunning voor een recyclingbedrijf aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 20 april 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben verzoekers sub 1 en sub 2 beroep ingesteld, waarbij verzoekers sub 1 op 11 mei 2007 en verzoekers sub 2 op 16 mei 2007 een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend bij de Raad van State. De zaak werd behandeld op 5 juli 2007, waarbij beide verzoekers en de verweerder vertegenwoordigd waren door hun advocaten en ambtenaren. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, K. Brink, heeft het verzoek om voorlopige voorziening beoordeeld.

De Voorzitter oordeelde dat het bestreden besluit op grond van artikel 20.8 van de Wet milieubeheer niet in werking kan treden voordat de benodigde bouwvergunningen zijn verleend. Aangezien het bestemmingsplan zich tegen de aanleg van keerwallen verzet en het bevoegd gezag heeft aangegeven niet te willen meewerken, concludeerde de Voorzitter dat verzoekers geen spoedeisend belang hadden bij de beoordeling van het besluit. Daarom werden de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.

De beslissing werd op 17 juli 2007 openbaar uitgesproken. De Voorzitter, K. Brink, stelde vast dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200703364/2.
Datum uitspraak: 17 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.    [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    [verzoekers sub 2, wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 16 april 2007 heeft verweerder aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een recyclingbedijf aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 20 april 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers sub 1 bij brief van 11 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2007, en verzoekers sub 2 bij brief van 16 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 18 mei 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 11 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2007, hebben verzoekers sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 16 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 18 mei 2007 hebben verzoekers sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2007, waar verzoekers sub 1 bijgestaan door mr. M.J.M.G. van Gerwen, advocaat te Den Bosch, verzoekers sub 2 en verweerder vertegenwoordigd door, mr. H.J. van der Donk, ing. G.B.A. Mogot en H.S.J. van Son, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Tevens zijn namens vergunninghoudster mr. R.J.H. Minkhorst, advocaat te Nijmegen, [gemachtigde] en ing. Th. Brienen, en ir. P.J.M. Welten als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    De Voorzitter stelt vast dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het bestreden besluit op grond van artikel 20.8 van de Wet milieubeheer niet eerder in werking zal kunnen treden dan nadat bouwvergunningen zijn verleend voor, onder meer, de aanleg van keerwallen. Tevens blijkt dat deze vergunningen niet verleend zullen worden omdat het van toepassing zijnde bestemmingsplan zich daar tegen verzet en het bevoegd gezag te kennen heeft gegeven niet te willen meewerken.
Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij de beoordeling van het bestreden besluit en dat hun verzoek derhalve niet voor inwilliging in aanmerking komt.
2.3.    Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink     w.g. Klap
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2007
315