ECLI:NL:RVS:2007:BB8862
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- H. Troostwijk
- T.M.A. Claessens
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning regulier en naturalisatievoorwaarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, die op 5 juli 2007 het beroep van appellant niet ontvankelijk verklaarde. Appellant had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier, welke door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 5 december 2003 was afgewezen. Het bezwaar dat appellant hiertegen indiende, werd op 7 april 2006 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellant, vanwege zijn Slowaakse nationaliteit, reeds rechtmatig verblijf genoot op basis van artikel 8, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en dat hij daarom geen belang had bij de beoordeling van zijn beroep.
Appellant stelde echter dat zijn belang juist ligt in de ingangsdatum van zijn verblijfsrecht op grond van de verblijfsvergunning regulier, die mogelijk eerder zou kunnen zijn dan het verblijfsrecht op basis van artikel 8 van de Vw 2000. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank had moeten onderkennen dat appellant een belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, omdat de duur van het rechtmatig verblijf in Nederland een voorwaarde is voor naturalisatie. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling.
Daarnaast werden de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 322,00, en werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het door appellant betaalde griffierecht van € 214,00 dient te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 15 november 2007.