ECLI:NL:RVS:2008:BD0798
Raad van State
- Hoger beroep
- C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
- M.R. Poot
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep tegen wrakingsverzoek
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 april 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem van 19 april 2007, waarin het verzoek om wraking werd afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat er geen aanleiding was om het verzoek tot wraking van de rechter in te willigen. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar de Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van het hoger beroep. Dit is gebaseerd op artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin staat dat tegen de beslissing op een verzoek om wraking geen rechtsmiddel openstaat, tenzij er sprake is van evidente schending van beginselen van goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk proces waarborgen.
De Afdeling heeft overwogen dat de door de appellant aangevoerde gronden, waaronder het niet horen van de rechter om wiens wraking is verzocht en het ontbreken van het complete dossier bij de wrakingskamer, niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een evidente schending van de procesorde. De wrakingskamer dient zich enkel te baseren op feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen, en is niet verplicht om de rechter te horen. Gelet op deze overwegingen heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard om het hoger beroep te behandelen.
De uitspraak is gedaan in naam der Koningin, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.