ECLI:NL:RVS:2008:BD0798

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702845/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • M.R. Poot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep tegen wrakingsverzoek

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 april 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem van 19 april 2007, waarin het verzoek om wraking werd afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat er geen aanleiding was om het verzoek tot wraking van de rechter in te willigen. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar de Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van het hoger beroep. Dit is gebaseerd op artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin staat dat tegen de beslissing op een verzoek om wraking geen rechtsmiddel openstaat, tenzij er sprake is van evidente schending van beginselen van goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk proces waarborgen.

De Afdeling heeft overwogen dat de door de appellant aangevoerde gronden, waaronder het niet horen van de rechter om wiens wraking is verzocht en het ontbreken van het complete dossier bij de wrakingskamer, niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een evidente schending van de procesorde. De wrakingskamer dient zich enkel te baseren op feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen, en is niet verplicht om de rechter te horen. Gelet op deze overwegingen heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard om het hoger beroep te behandelen.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

200702845/1.
Datum uitspraak: 29 april 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de beslissing in zaken nrs. 03/2367, 05/5443, 05/5107, 06/2156 en 06/5470 van de rechtbank Arnhem van 19 april 2007 op een verzoek van [appellant] om wraking.
1. Procesverloop
Bij beslissing van 19 april 2007 heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) een verzoek van [appellant] om wraking afgewezen. Deze beslissing is aangehecht.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 april 2007, hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 maart 2008, waar [appellant], in persoon, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de rechtbank op het verzoek van [appellant] om wraking, als bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge artikel 8:18, vijfde lid, van die wet staat tegen de beslissing op een verzoek om wraking geen rechtsmiddel open. Tegen de beslissing van de rechtbank van 19 april 2007 kan dan ook geen hoger beroep worden ingesteld. Daarop kan slechts een uitzondering worden gemaakt indien sprake is van evidente schending van beginselen van goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk proces waarborgen.
In de door [appellant] aangevoerde omstandigheid dat de rechter om wiens wraking is verzocht niet is gehoord, noch in zijn stelling dat de wrakingskamer van de rechtbank niet zou hebben beschikt over het complete dossier, kan grond worden gevonden voor het oordeel dat de behandeling van het verzoek om wraking van de desbetreffende rechter heeft plaatsgevonden in strijd met de beginselen van goede procesorde dan wel met fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk proces waarborgen. Daarbij is van belang dat de wrakingskamer zich slechts een oordeel dient te vormen over de vraag of sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Zij is niet verplicht daarover de rechter om wiens wraking is verzocht te horen.
2.2. Gelet hierop is de Afdeling onbevoegd kennis te nemen van het hoger beroep.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2008
362.