ECLI:NL:RVS:2009:BH3216

Raad van State

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200803029/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bouwvergunning voor feestzaal in Den Haag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 maart 2008, waarin het beroep van [appellant] gegrond werd verklaard en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 25 juli 2007 werd vernietigd. Dit besluit betrof de vrijstelling en bouwvergunning die op 27 april 2007 was verleend voor het veranderen van een bedrijfsruimte op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats], tot feestzaal met bedrijfsruimte.

Het college had het bezwaar van [appellant] tegen de bouwvergunning ongegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat [appellant] als belanghebbende moest worden aangemerkt en dat het college niet voldoende had aangetoond dat de realisering van het bouwplan geen negatieve gevolgen zou hebben voor de leefomgeving van [appellant].

In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat hij als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat de parkeerdruk in zijn directe omgeving zou toenemen door de realisering van het bouwplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de afstand tussen de woning van [appellant] en het perceel meer dan 100 meter bedraagt en dat de ruimtelijke uitstraling van het partycentrum niet zodanig is dat [appellant] direct in zijn belang wordt geschaad.

De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 18 februari 2009.

Uitspraak

200803029/1.
Datum uitspraak: 18 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 maart 2008 in zaak nr. 07/6767 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het veranderen van de bedrijfsruimte op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) tot feestzaal met bedrijfsruimte.
Bij besluit van 25 juli 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 maart 2008, verzonden op 13 maart 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 25 juli 2007 vernietigd. De rechtbank heeft voorts het door [appellant] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 april 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 23 mei 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2009, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. T.J. Smittenaar-Van der Geer en R. Vingerling, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb dient te worden aangemerkt. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat een parkeerprobleem aan de overkant van het water niet ingrijpend is in zijn directe leefomgeving, nu door de realisering van het bouwplan en het verdwijnen van parkeerplaatsen ten behoeve van de realisering van een benzinestation op een perceel tegenover het perceel de parkeeroverlast voor zijn woning zal toenemen.
2.3. Tussen de woning van [appellant] en het perceel is water gelegen. De afstand van de woning van [appellant] tot het perceel bedraagt hemelsbreed meer dan 100 meter. De loopafstand van de woning van [appellant] tot het perceel bedraagt ongeveer 500 meter. De ruimtelijke uitstraling van het te realiseren partycentrum is niet zodanig dat [appellant] daardoor direct in zijn belang wordt geschaad. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat, gelet op de ligging van de woning van [appellant] en de afstand van zijn woning tot het perceel, niet aannemelijk kan worden geacht dat de parkeerdruk in zijn directe omgeving zal toenemen ten gevolge van de realisering van het partycentrum.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2009
270-580.