ECLI:NL:RVS:2009:BH3975

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200804056/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • A.M.L. Hanrath
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de afhandeling van bezwaarschriften door de raad van de gemeente Enschede

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 21 april 2008. De rechtbank had het beroep van [appellant] gegrond verklaard, maar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft de afhandeling van aan de raad gerichte brieven, bezwaarschriften en klachten van [appellant] met betrekking tot de bestemmingsplannen 'Buitengebied' (1980) en 'Buitengebied 1996'. De raad van de gemeente Enschede had in een vergadering op 8 oktober 2002 het voorstel van het college om deze afhandeling te delegeren aan het college aangehouden. [Appellant] verzocht de raad om deze aanhouding in te trekken en maakte bezwaar tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek. De rechtbank oordeelde dat het aanhouden van het voorstel door de raad niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde dat deze beslissing een intern karakter heeft en niet gericht is op extern rechtsgevolg. Hierdoor kon het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk worden verklaard. In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank deze beslissing ten onrechte heeft genomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 18 februari 2009 en oordeelt dat de rechtbank op goede gronden heeft overwogen dat het aanhouden van het voorstel geen besluit is in de zin van de Awb. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200804056/1.
Datum uitspraak: 25 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 21 april 2008 in zaak
nr. 08/49 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van de gemeente Enschede.
1. Procesverloop
In zijn vergadering van 8 oktober 2002 heeft de raad van de gemeente Enschede (hierna: de raad) het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede (hierna: het college) om de afhandeling van aan de raad gerichte brieven, bezwaarschriften, klachten en andere uitingen van [appellant] inzake het bestemmingsplan "Buitengebied" (1980) en het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" (voor zover daarover onherroepelijk is beslist) aan het college te delegeren, aangehouden.
Bij fax van 30 augustus 2007 heeft [appellant] de raad verzocht die beslissing tot aanhouding in te trekken.
Bij fax van 30 oktober 2007 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek van 30 augustus 2007.
Bij uitspraak van 21 april 2008, verzonden op 22 april 2008, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het beroep dat door [appellant] is ingesteld tegen het niet tijdig door de raad nemen van een besluit op bezwaar gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juni 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven van 3, 4 en 7 juli 2008.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 februari 2009.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] beoogt met het hoger beroep een verdergaande vernietiging te bewerkstelligen en betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het aanhouden van het voorstel van het college door de raad in de raadsvergadering van 8 oktober 2002 is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.2. De rechtbank heeft op goede gronden overwogen dat het aanhouden van een voorstel niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. Het aanhouden betreft een beslissing met een zuiver intern karakter en is derhalve niet op extern rechtsgevolg gericht. Hieruit volgt dat de rechtbank eveneens terecht heeft overwogen dat het intrekken van die beslissing en dientengevolge het niet tijdig intrekken daarvan evenmin kunnen worden aangemerkt als besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, het door [appellant] ingediende bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het betoog faalt.
2.3. Nu geen sprake is van een besluit wordt niet toegekomen aan hetgeen [appellant] overigens heeft aangevoerd aangaande de handelwijze van de raad en het college. Voorts biedt hetgeen [appellant] overigens heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak op andere gronden niet in stand kan blijven.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Hanrath
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2009
392.