ECLI:NL:RVS:2009:BI1031

Raad van State

Datum uitspraak
15 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805697/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 17 januari 2007 een besluit genomen waarbij [appellante] werd gelast om haar woning op een bepaald perceel te melden en een passend huishouden voor te dragen. Dit besluit werd onder dwangsom opgelegd. Het college verklaarde het bezwaar van [appellante] tegen dit besluit op 6 november 2007 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 12 juni 2008, waartegen [appellante] in hoger beroep ging.

De Raad van State heeft de zaak op 17 maart 2009 behandeld. [appellante] betoogde dat het college het besluit op onjuiste wijze had bekendgemaakt, omdat het naar een verkeerd adres was verzonden. De Raad van State oordeelde echter dat [appellante] niet aannemelijk had gemaakt dat zij een ander correspondentieadres had opgegeven. De bekendmaking op het adres waar zij ingeschreven stond, was volgens de wet correct. De bezwaartermijn was daardoor op 18 januari 2007 begonnen en eindigde op 28 februari 2007. Aangezien het bezwaarschrift pas op 7 september 2007 was ontvangen, was het bezwaar niet tijdig ingediend. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De beslissing van de Raad van State houdt in dat de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200805697/1/H1.
Datum uitspraak: 15 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2008 in zaak nr. 07/4642 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) [appellante] onder oplegging van een dwangsom gelast binnen twee weken na dagtekening van dit besluit de woning op het perceel [locatie 1] te [plaats] te melden bij het college en voorts om een passend huishouden voor de woning voor te dragen.
Bij besluit van 6 november 2007 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 12 juni 2008, verzonden op 16 juni 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 juli 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2009, waar [appellante], in persoon, en bijgestaan door mr. M. Dorgelo, advocaat te Amsterdam, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college het door haar tegen het besluit van 17 januari 2007 gemaakte bezwaar terecht wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens haar heeft het college dat besluit op onjuiste wijze bekendgemaakt door het te verzenden naar de [locatie 2] te [plaats], zijnde het adres waar zij volgens de gemeentelijke basisadministratie stond ingeschreven, in plaats van naar het door haar opgegeven correspondentieadres [locatie 3].
2.2.1. Het betoog faalt. [appellante] heeft weliswaar gesteld dat zij het adres [locatie 3] als correspondentieadres aan het college heeft opgeven, maar dit niet aannemelijk gemaakt. Reeds daarom bestaat geen grond voor het oordeel dat het college het besluit van 17 januari 2007 op onjuiste wijze bekend heeft gemaakt door het te verzenden naar het adres [locatie 2]. De bezwaartermijn heeft door die verzending op 18 januari 2007 een aanvang genomen en deze is op 28 februari 2007 geëindigd. Nu het bezwaarschrift door het college op 7 september 2007 is ontvangen, heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat [appellante] niet tijdig bezwaar heeft gemaakt, zodat het college dat terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2009
457.