201109834/1/A3.
Datum uitspraak: 25 juli 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 27 juli 2011 in zaak nr. 10/521 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Maastricht,
Bij besluit van 25 november 2009 heeft de minister een aanvraag van [wederpartij] tot inschrijving in het register beëdigde tolken en vertalers en plaatsing op de zogenoemde uitwijklijst als tolk Nederlands-Koerdisch (Sorani) en Nederlands-Arabisch (Irakees) en vertaler Koerdisch (Sorani)-Nederlands en Arabisch (Irakees)-Nederlands afgewezen.
Bij besluit van 16 maart 2010 heeft de minister het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de plaatsing op de uitwijklijst als tolk Nederlands-Arabisch (Irakees) en als vertaler Arabisch (Irakees)-Nederlands en ongegrond verklaard voor het overige.
Bij uitspraak van 27 juli 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 maart 2010 vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2011, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 7 oktober 2011 heeft de minister het bezwaar van [wederpartij] opnieuw gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de plaatsing op de uitwijklijst als tolk Nederlands-Arabisch (Irakees) en als vertaler Arabisch (Irakees)-Nederlands en opnieuw ongegrond verklaard voor het overige.
Bij brief van 16 oktober 2011 heeft [wederpartij] gereageerd op dit besluit.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 mei 2012, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. D.E.S. Tomeij, werkzaam bij de raad voor rechtsbijstand, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2, derde lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv) kan de minister een lijst houden waarop de gegevens worden bijgehouden van tolken en vertalers die beschikken over een recente verklaring omtrent het gedrag en die wegens het ontbreken van opleidingen of het ontbreken van onafhankelijke deskundigen die de kennis kunnen toetsen, niet kunnen aantonen te beschikken over de vereiste competenties taalvaardigheid in de bron- of de doeltaal of kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- of doeltaal. De minister kan een instelling aanwijzen die deze lijst bijhoudt.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Regeling aanwijzing bewerker en mandaat register beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Regeling) van 24 december 2008 (Stcrt. 2008, 250) heeft de minister de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch aangewezen als de instelling die de lijst bijhoudt, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Wbtv (hierna: de uitwijklijst).
De raad voor rechtsbijstand heeft voor de beoordeling van aanvragen tot plaatsing op de uitwijklijst het Besluit Uitwijklijst Wbtv (Scrt. 2009, 102; hierna: het Besluit uitwijklijst) vastgesteld.
Volgens artikel 1, zoals dat luidde ten tijde van belang, kan de Raad voor Rechtsbijstand, indien hij een verzoek van een tolk of vertaler om te worden ingeschreven in het Register voor beëdigde tolken en vertalers afwijst, de tolk of vertaler voor de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) plaatsen op de uitwijklijst indien:
- in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) geen door de Raad voor Rechtsbijstand erkende toets kan worden afgelegd;
- en de tolk of vertaler aantoonbaar beschikt over:
o aantoonbaar mbo-denk/werkniveau;
o en taalcompetenties in bron- en doeltaal op niveau B2 van het Europese referentiekader voor talen;
o en relevante werkervaring als tolk, respectievelijk vertaler;
- en de tolk of vertaler minimaal 8 punten scoort op de competentiematrix die als bijlage bij dit besluit is gevoegd.
Volgens de Bijlage criteria voor plaatsing op de uitwijklijst (Stcrt. 2009, 111; hierna: de Bijlage), zoals die luidde ten tijde van belang, moet een tolk of vertaler aan alle van onderstaande eisen voldoen om op de uitwijklijst te kunnen worden geplaatst:
A. ten minste havo/mbo-diploma of een buitenlands diploma van vergelijkbaar niveau;
B. aantoonbare taalcompetentie op niveau B2 (ERK) in zowel bron- als doeltaal;
C. aantoonbare werkervaring als tolk respectievelijk vertaler;
D. ten minste 8 punten op grond van onderstaande claims:
1. moedertaalspreker + middelbaar onderwijs in die taal 4 punten
moedertaalspreker + hoger onderwijs in die taal 6 punten
2. lager onderwijs in het taalgebied van de voor 2 punten
middelbaar onderwijs in het taalgebied van de voor 3 punten
hoger onderwijs in het taalgebied van de voor 5 punten
3. taalstudie (niveau hoger onderwijs) van de voor 4 punten
4. 1 jaar werkervaring (anders dan tolk of vertaler) in 2 punten
het taalgebied van de voor betrokkene vreemde taal
ten minste 2 jaar werkervaring in het taalgebied van 3 punten
de voor betrokkene vreemde taal
5. (deel-)certificaat van een tolk- of vertaleropleiding 2 punten
2.2. Bij het besluit op bezwaar heeft de minister, voor zover thans van belang, de afwijzing van het verzoek van [wederpartij] tot plaatsing op de uitwijklijst als tolk Nederlands-Koerdisch (Sorani) en vertaler Koerdisch (Sorani)-Nederlands gehandhaafd. Daarbij heeft hij zich op het standpunt gesteld dat [wederpartij] niet voldoet aan het in artikel 1, aanhef en derde gedachtestreepje, van het Besluit uitwijklijst opgenomen vereiste dat minimaal acht punten moeten worden behaald op de competentiematrix. [wederpartij] behaalt slechts drie punten, namelijk voor onderdeel D4, aldus de minister. Verder heeft de minister het bezwaar van [wederpartij] gegrond verklaard voor zover het de weigering tot plaatsing op de uitwijklijst als tolk Nederlands-Arabisch (Irakees) en vertaler Arabisch (Irakees)-Nederlands betreft.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat het besluit op bezwaar voor vernietiging in aanmerking komt, nu het mede is gebaseerd op het Besluit uitwijklijst, hetwelk door de raad voor rechtsbijstand is vastgesteld terwijl de bevoegdheid daartoe niet aan hem was gemandateerd. Voorts heeft de rechtbank bezien of de rechtsgevolgen van het besluit op bezwaar in stand kunnen worden gelaten. In dat verband heeft zij overwogen dat het door de minister bij aanvragen om plaatsing op de uitwijklijst gevoerde beleid in het algemeen niet onredelijk is. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de in de Bijlage opgenomen competentiematrix onredelijk is, nu geen punten kunnen worden behaald voor het spreken van een taal als moedertaal indien geen onderwijs in die taal is gevolgd. Nu voorts onbetwist is dat [wederpartij] vele jaren Koerdisch heeft gesproken in Irak, hetgeen niet is meegewogen in de competentiematrix, had de minister moeten beoordelen of in dit geval afgeweken dient te worden van de competentiematrix. Nu de minister dat ten onrechte niet heeft gedaan, bestaat geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit op bezwaar in stand te laten, aldus de rechtbank.
2.4. De minister betoogt terecht dat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden door het gehele besluit op bezwaar te vernietigen. [wederpartij] heeft slechts beroep ingesteld tegen dat besluit voor zover daarbij zijn bezwaar tegen het niet plaatsen op de uitwijklijst als tolk Nederlands-Koerdisch (Sorani) en als vertaler Koerdisch (Sorani)-Nederlands ongegrond is verklaard. Onder meer het alsnog plaatsen op de uitwijklijst als tolk Nederlands-Arabisch (Irakees) en vertaler Arabisch (Irakees)-Nederlands heeft [wederpartij] in beroep niet bestreden.
2.5. De minister betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het mandaatgebrek bij het vaststellen van het Besluit uitwijklijst niet behoeft te leiden tot vernietiging van het mede daarop gebaseerde besluit op bezwaar. Onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 24 augustus 2011 in zaken nrs.
201100163/1/H3en
201100969/1/H3voert hij aan dat het Besluit uitwijklijst kan worden geduid als vaste gedragslijn.
2.5.1. Zoals de Afdeling onder meer in de door de minister genoemde uitspraken heeft overwogen, behelst het in paragraaf 3 van de Regeling aan de raad voor rechtsbijstand gegeven mandaat voor wat betreft de Wbtv slechts de bevoegdheid tot het nemen van besluiten en niet tevens een mandaat voor de vaststelling van beleidsregels. Daarvoor is ingevolge afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht gelezen in verbinding met artikel 4:81 van die wet een afzonderlijk mandaat vereist. Nu de minister eerst bij regelingen van 13 januari 2011 (Stcrt. 2011, 1029 en 1030) dit mandaat heeft verleend en het Besluit uitwijklijst heeft bekrachtigd, bevatte het Besluit uitwijklijst ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar geen bevoegdelijk vastgestelde beleidsregels als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Zoals de Afdeling in voormelde uitspraken en in de uitspraak van 21 maart 2012 in zaak nr.
201104182/1/A3heeft overwogen, betekent dit evenwel niet dat de minister bij de beoordeling van de aanvraag het Besluit uitwijklijst niet mocht betrekken. De minister heeft het Besluit uitwijklijst sinds de vaststelling op 25 mei 2009 bij de beoordeling van alle aanvragen toegepast, zodat het dient te worden geduid als een vaste gedragslijn die als zodanig bij de beoordeling mocht worden betrokken.
2.6. Verder betoogt de minister dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de in de Bijlage opgenomen competentiematrix onredelijk is en dat hij in de door [wederpartij] aangevoerde omstandigheden aanleiding had moeten zien om van de Bijlage af te wijken. Deze omstandigheden doen zich bij veel tolken voor en moeten worden geacht in de Bijlage te zijn verdisconteerd, aldus de minister. Daarnaast is het volgens de minister ook mogelijk om de benodigde acht punten te behalen indien een betrokkene geen onderwijs heeft ontvangen in zijn moedertaal.
2.6.1. In de uitspraak van 24 augustus 2011 in zaak nr.
201100163/1/H3heeft de Afdeling de vijf criteria of groepen criteria aan de hand waarvan punten worden toegekend op de competentiematrix niet kennelijk onredelijk geacht. Gelet op het doel van de voorwaarden voor plaatsing op de uitwijklijst, namelijk te verzekeren dat de betrokken tolken en vertalers over voldoende vaardigheden beschikken, ziet de Afdeling in de door [wederpartij] aangevoerde omstandigheden geen grond voor een ander oordeel. De rechtbank heeft de in de Bijlage opgenomen competentiematrix dan ook ten onrechte onredelijk geacht.
2.6.2. [wederpartij] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem onmogelijk of onevenredig bezwarend is om via andere onderdelen dan onderdeel D1 alsnog acht punten te behalen op de competentiematrix. Reeds hierom heeft de minister zich, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat zich geen bijzondere omstandigheden voordoen die nopen tot afwijking van de in het Besluit uitwijklijst en de Bijlage neergelegde gedragslijn.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van de minister van 16 maart 2010 alsnog ongegrond verklaren.
2.8. Bij besluit van 7 oktober 2011 heeft de minister, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar beslist. Dit besluit wordt op de voet van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in verbinding met artikel 6:24 van die wet, in de beoordeling betrokken. Door de vernietiging van de aangevallen uitspraak is de grondslag aan dit besluit komen te ontvallen. Om deze reden zal de Afdeling het beroep tegen dat besluit gegrond verklaren en dat besluit vernietigen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 27 juli 2011 in zaak nr. 10/521;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. verklaart het beroep tegen het besluit van de minister van 7 oktober 2011 betreffende bezwaarnr. K-0205-09, gegrond;
V. vernietigt dat besluit.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Herweijer
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2012