ECLI:NL:RVS:2012:BX3894

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205748/1/R1 en 201205748/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijzigingsplan bestemmingsplan Dorp te Huizen

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Huizen op 27 april 2012 een wijzigingsplan vastgesteld voor de bouw van 24 appartementen en een parkeerkelder op een perceel aan de Lindenlaan. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te Huizen, beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 17 juli 2012 ter zitting behandeld, waar zowel de appellant als het college vertegenwoordigd waren. Ook belanghebbenden A en B zijn gehoord.

De voorzitter heeft in zijn uitspraak op 1 augustus 2012 geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan past binnen de ruimtelijke ordening. De voorzitter heeft vastgesteld dat het plan voldoet aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden en dat de maximale goot- en bouwhoogten aansluiten bij de omgeving. De appellant betoogde dat de bebouwing te grootschalig is en niet past in het karakter van het oude dorp, maar de voorzitter heeft deze stelling verworpen. Hij concludeerde dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de redelijkheid van het besluit van het college.

De voorzitter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

201205748/1/R1 en 201205748/2/R1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te Huizen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Huizen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 april 2012 heeft het college het wijzigingsplan "6e wijziging van het bestemmingsplan Dorp (locatie voorheen terrein Schoeman, Lindenlaan)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 juni 2012, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [appellant] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juli 2012, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door H.J. Brasser en M. Beuving, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting [belanghebbende A] en [belanghebbende B] als partij gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de bouw van 24 appartementen en een parkeerkelder voor 32 auto's op het perceel gelegen op de hoek van de Lindenlaan, de Plaveenseweg en de Koningin Wilhelminastraat.
2.3. [appellant] betoogt dat de in het plan voorziene bebouwing te grootschalig is en niet past in het karakter van het oude dorp. [appellant] voert hiertoe aan dat het college zich in 2009 op het standpunt heeft gesteld dat een bouwplan voor 27 appartementen en een parkeergarage te grootschalig is, terwijl thans een bouwplan voor 24 appartementen wel passend wordt geacht.
2.3.1. Vast staat dat het plan voorziet in bebouwing in vijf vlakken. Het bouwvlak gelegen in de richting van de Lindenlaan heeft een maximale goothoogte van 6 m aan de voorkant en een maximale bouwhoogte van 11,5 m. De bouwvlakken gelegen richting de Plaveenseweg hebben een maximale goothoogte van 4,5 m aan de voorkant en een maximale bouwhoogte van 10 m. De bouwvlakken richting de Koningin Wilhelminastraat hebben een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale bouwhoogte van 9 m.
2.3.2. Op 2 juni 2009 heeft het college een nota van 13 mei 2009 aangenomen, waarin wordt geadviseerd om in te stemmen met de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor een mogelijke invulling van het plangebied. In de nota van 13 mei 2009 staat dat de gemeente in 2009 is geconfronteerd met een plan voor een appartementencomplex in het plangebied. Geconstateerd werd dat het plan voor 27 appartementen in drie bouwlagen en een parkeerkelder te grootschalig is voor dit gedeelte van het oude dorp en ook verder niet past binnen het karakter van het oude dorp. Voorts werd geconstateerd dat het nodig is dat specifieke stedenbouwkundige randvoorwaarden worden opgesteld en vastgesteld die gelden voor de ontwikkeling van het plangebied, aldus de nota van 13 mei 2009.
2.3.3. Het college heeft toegelicht dat het bouwplan uit 2009 niet bestond uit losse bouwvlakken, maar een groot bouwvlak betrof. Voorts maakte dit plan geen onderscheid tussen de verschillende straten, was het overal te hoog en hield het geen rekening met de overwegende kaprichtingen in het oude dorp. Het was derhalve niet vanwege het aantal woningen en het feit dat het om appartementen ging en een parkeergarage had dat het bouwplan niet passend werd geacht, aldus het college. Het college heeft voorts toegelicht dat naar aanleiding van dit bouwplan is geconstateerd dat de wijzigingsvoorwaarden die voor het plangebied gelden te algemeen zijn. Het college heeft om die reden stedenbouwkundige randvoorwaarden vastgesteld voor de ontwikkeling van het plangebied. In de plantoelichting staat dat het onderhavige plan voldoet aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden.
2.3.4. Zoals het college terecht stelt, sluiten de maximale goothoogten van het plan aan bij de omgeving, waar eveneens maximale goothoogten gelden van 3,5 tot 6 m. [appellant] heeft de stelling van het college dat het bouwplan uit 2009 te grootschalig werd geacht om andere redenen dan het aantal appartementen en de parkeergarage niet betwist. Voorts heeft [appellant] niet betwist dat het onderhavige plan voldoet aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden die zijn opgesteld naar aanleiding van het niet passend geachte bouwplan uit 2009. Anders dan [appellant] betoogt, betekent de omstandigheid dat het college het bouwplan uit 2009 van 27 appartementen te grootschalig heeft geacht derhalve niet zonder meer dat het onderhavige bouwplan van 24 appartementen eveneens als te grootschalig en niet passend in het oude dorp moet worden geacht. Anders dan [appellant] voorts betoogt, betekent de omstandigheid dat de welstandscommissie zich in een vergadering op 15 september 2010 op het standpunt heeft gesteld dat het plan te volumineus is in relatie tot de omgeving evenmin dat het college het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Zoals het college terecht stelt volgt uit het advies van de welstandscommissie van 25 januari 2012 dat zij het plan in de huidige vorm positief heeft beoordeeld. Voor zover [appellant] betoogt dat het plan niet past in het oude dorp omdat hier woningen voor starters worden gerealiseerd, kan dit evenmin slagen nu het plan niet regelt voor wie de woningen zijn bestemd. [appellant] heeft anderszins niet gemotiveerd waarom het plan te grootschalig of niet passend zou zijn. Anders dan [appellant] stelt, bestaat derhalve geen grond voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan past in de omgeving en niet te grootschalig is.
2.4. [appellant] betoogt voorts dat het college heeft toegelicht dat op de percelen aan de Lindenlaan 67 en 69 mogelijk zes appartementen worden voorzien. Hiervoor geldt dat het onderhavige plan geen betrekking heeft op deze percelen. Voor zover [appellant] betoogt dat deze appartementen niet passen in de omgeving, kan dit in deze procedure niet aan de orde komen.
2.5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2012
523.