201208280/1/A2.
Datum uitspraak: 24 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de gemeente Emmen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 12 juli 2012 in zaak nr. 12/42 in het geding tussen:
Emmen
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister).
Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2010 heeft de minister aan het college van de gemeente Emmen te kennen gegeven dat Emmen een bedrag van € 73.012,00 op het rekeningnummer van het Agentschap Sociale Zaken en Werkgelegenheid moet overmaken. Hiertegen heeft Emmen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 oktober 2011 heeft de minister de rijksbijdrage inburgering nieuwkomers (hierna: de rijksbijdrage) voor de gemeente Borger-Odoorn voor het jaar 2006 vastgesteld op € 32.800,00 en het betaalde voorschot ten bedrage van € 40.212,00 van Emmen teruggevorderd.
Bij besluit van 8 december 2011 heeft de minister het bezwaar van Emmen mede gericht geacht tegen het besluit van 12 oktober 2011 en dit bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juli 2012 heeft de rechtbank het door Emmen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Emmen hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juni 2013, waar Emmen, vertegenwoordigd door A.F. Teune, werkzaam in dienst van Emmen, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet zendt het college de informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de regeling van een specifieke uitkering uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de vorm van:
a. de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in […] artikel 198, eerste lid, van de Gemeentewet, en
b. de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in […] artikel 213, derde en vierde lid, van de Gemeentewet.
Ingevolge artikel 64, vierde lid, van de Wet inburgering, zoals die bepaling luidde ten tijde van belang, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot de invoering van deze wet.
Ingevolge artikel 7.8, eerste lid, van het Besluit inburgering, zoals dat besluit luidde ten tijde van belang, kunnen gemeenten in onderling overleg besluiten tot een gezamenlijke aanwending van de aan hen te verstrekken rijksbijdragen.
Ingevolge het tweede lid dragen in geval van samenwerking de deelnemende gemeenten de hen bij of krachtens dit hoofdstuk toekomende rechten en de bij of krachtens dit hoofdstuk op hen rustende verplichtingen over aan een van hen, dan wel aan een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Ingevolge artikel 9.6, eerste lid, stelt de Minister ambtshalve een eenmalige rijksbijdrage vast, welke wordt verstrekt aan een gemeente, niet zijnde een gemeente bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.
Ingevolge het tweede lid wordt de eenmalige rijksbijdrage berekend met behulp van de formule:
A = [B x C] + [D x E].
Ingevolge het derde lid, wordt in de formule, genoemd in het tweede lid, voorgesteld:
- met de letter A: de eenmalige rijksbijdrage;
- met de letter B: het aantal door het college in 2006 op grond van de Wet inburgering nieuwkomers genomen beschikkingen omtrent een inburgeringsprogramma (hierna: WIN-beschikkingen);
- met de letter C: de door de minister vast te stellen vergoeding met betrekking tot een inburgeringsprogramma als bedoeld in de letter B;
- met de letter D: het aantal door het college in 2006, 2007 en 2008 ontvangen afschriften, welke betrekking hebben op in 2006 aangevangen inburgeringsprogramma’s, van door het bevoegd gezag van een instelling ingevolge de Wet inburgering nieuwkomers uitgereikte verklaringen als bedoeld in artikel 7.4.15, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WIN-verklaringen), zoals dat artikel luidde op 31 december 2006;
- met de letter E: de door de minister vast te stellen vergoeding met betrekking tot een verklaring als bedoeld in de letter D.
[…].
Ingevolge het vijfde lid verstrekt het college de gegevens, bedoeld in het derde lid, letters B en D, tezamen met de jaarrekening, bedoeld in artikel 186 van de Gemeentewet, welke betrekking heeft op het jaar 2008. De jaarrekening is voorzien van een accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid, van de Gemeentewet.
[…].
Ingevolge het negende lid wordt het bedrag van de vastgestelde eenmalige rijksbijdrage binnen zes maanden na de vaststelling ervan aan een gemeente betaald onder verrekening met het voorschot dat ingevolge de Wet inburgering nieuwkomers is verleend ten behoeve van het jaar 2006. Indien de vaststelling van de eenmalige rijksbijdrage of de verrekening met het voorschot leidt tot een negatief bedrag, is de minister bevoegd dat bedrag terug te vorderen […].
2. Emmen is met de gemeente Borger-Odoorn een samenwerkingsverband aangegaan als bedoeld in artikel 7.8, eerste lid, van het Besluit inburgering. De gemeente Borger-Odoorn heeft daartoe de rechten en verplichtingen als bedoeld in het tweede lid van die bepaling aan Emmen overgedragen.
In het besluit van 8 december 2011 heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat de rijksbijdrage wordt vastgesteld op basis van de gegevens die het college levert. Verantwoording geschiedt op basis van het principe "single-information single-audit" (hierna: SiSa), hetgeen met zich brengt dat een eenmalige aanlevering van gegevens door het college plaatsvindt. Het college dient daarbij gebruik te maken van de voor de rijksbijdrage vastgestelde SiSa-bijlage (hierna: de SiSa-bijlage). Het college controleert zelf de juistheid van die gegevens, aldus de minister.
3. Emmen betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de regeling de minister niet de ruimte laat om de afgegeven WIN-verklaringen namens de gemeente Borger-Odoorn alsnog te betrekken bij de vaststelling van de rijksbijdrage. Zij voert daartoe aan dat het risico van het overleggen van onjuiste verantwoordingsinformatie ten onrechte volledig eenzijdig bij de gemeente is neergelegd, ongeacht de financiële gevolgen voor de gemeente. De minister had kunnen zien dat bij de herziene aanlevering van de gegevens op 8 augustus 2011 per ongeluk een fout is gemaakt. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is het geval waarover de Afdeling op 23 november 2011, in zaak nr. 201102698/1/H2, www.raadvanstate.nl, uitspraak heeft gedaan, vergelijkbaar, omdat ook in haar geval de gegevens tijdig zijn ingediend, nu op de accountantslijst is weergegeven dat er veertien toetsen zijn afgelegd en de informatie over de WIN-beschikkingen wel tijdig is overgelegd, aldus Emmen.
3.1. Niet in geschil is dat Emmen op de SiSa-bijlage, die zij op 9 juli 2010 heeft ingediend, heeft opgegeven dat er nul WIN-verklaringen en nul WIN-beschikkingen zijn afgegeven voor de gemeente Borger-Odoorn. De minister heeft op basis van die informatie bij een besluit van 11 oktober 2010 de rijksbijdrage voor 2006 voor de gemeente Borger-Odoorn op nihil heeft vastgesteld. Evenmin is in geschil dat de minister, naar aanleiding van het bezwaar van Emmen tegen het besluit van 13 december 2010, Emmen in de gelegenheid heeft gesteld om opnieuw gegevens aan te leveren. Emmen heeft van die gelegenheid gebruikgemaakt en in een tabel in een brief van 8 augustus 2011 weergegeven dat er in 2006 door de gemeente Borger-Odoorn zestien WIN-beschikkingen en in 2006, 2007 en 2008 nul WIN-verklaringen zijn afgegeven, die betrekking hebben op beschikkingen die in 2008 zijn afgegeven. Daarin is abusievelijk het jaartal 2008 vermeld in plaats van 2006. De minister heeft bij besluit van 12 oktober 2011 op basis van die informatie de rijksbijdrage opnieuw vastgesteld. Eerst in beroep tegen het besluit van 8 december 2011 heeft Emmen zich op het standpunt gesteld dat er in plaats van nul, veertien WIN-verklaringen zijn afgegeven.
3.2. Het betoog van Emmen, dat het risico van het overleggen van onjuiste verantwoordingsinformatie ten onrechte volledig eenzijdig bij de gemeente is neergelegd, slaagt niet, reeds omdat de minister Emmen in de gelegenheid heeft gesteld om de juiste informatie over te leggen. De minister mocht bij het opnieuw vaststellen van de rijksbijdrage ervan uitgaan dat Emmen in die nieuwe informatie wel het juiste aantal WIN-verklaringen zou opgeven. Hij hoefde dan ook niet de juistheid van die informatie te controleren, ook al is daarin vermeld dat de verklaringen betrekking hebben op beschikkingen die in 2008 in plaats van in 2006 zijn afgegeven. De rechtbank heeft terecht overwogen dat onjuistheden in de nieuwe informatie voor rekening en risico van Emmen komen.
3.3. In de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2011 had het desbetreffende bestuursorgaan de juiste informatie tijdig ingediend, maar in de verkeerde rubriek geplaatst. Daargelaten dat de accountantslijst niet bepalend is voor de vaststelling of de benodigde gegevens tijdig zijn overgelegd, maakt vermelding van veertien toetsen op die lijst niet, dat Emmen tijdig heeft opgegeven dat er ook veertien WIN-verklaringen zijn afgegeven. Het afleggen van een toets betekent immers niet zonder meer dat ook een verklaring wordt afgegeven. Dat Emmen wel tijdig heeft aangegeven dat er 16 WIN-beschikkingen zijn afgegeven, maakt evenmin dat Emmen tijdig heeft opgegeven dat er ook WIN-verklaringen zijn afgegeven. Nu Emmen niet tijdig de juiste informatie heeft ingediend, is het geval waarover de Afdeling op 23 november 2011 heeft geoordeeld niet vergelijkbaar.
3.4. Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Lodder
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013
17-680.