ECLI:NL:RVS:2013:BZ1241

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201211189/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Tubbergen, Veldwijk

Op 8 oktober 2012 heeft de raad van de gemeente Tubbergen het bestemmingsplan "Tubbergen, Veldwijk" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken behandeld op 29 januari 2013. De voorzitter oordeelt dat het verzoek van [verzoeker sub 1] om als belanghebbende te worden aangemerkt, gegrond is, ondanks de afstand van zijn perceel tot het plangebied. De voorzitter stelt vast dat de bouw van negen woningen op de locatie Veldwijk mogelijk onomkeerbare ontwikkelingen met zich meebrengt, wat de verzoekers willen voorkomen. De raad heeft echter betoogd dat het plan een productiebos betreft en dat de woningbouw niet in strijd is met de lokale woningbehoefte. De voorzitter concludeert dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het bestemmingsplan vast te stellen, en dat er geen sprake is van strijd met de beleidsnota 'Transformatie en herstructurering'. De verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 8 februari 2013.

Uitspraak

201211189/2/R1.
Datum uitspraak: 8 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1.    [verzoeker sub 1], wonend te Tubbergen,
2.    [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] (hierna tezamen in enkelvoud: [verzoeker sub 2]), wonend te Tubbergen,
en
de raad van de gemeente Tubbergen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Tubbergen, Veldwijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 29 januari 2013, waar [verzoeker sub 1], in persoon, en [verzoeker sub 2], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door ing. P.P.A.J. de Wit en ing. M. ten Voorde, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende A], vertegenwoordigd door M.G.H. Mollink, als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de bouw van negen woningen op de locatie Veldwijk aan de Reutummerweg.
3.    De raad betoogt dat [verzoeker sub 1] niet als belanghebbende bij het plan kan worden aangemerkt. De raad voert hiertoe aan dat het perceel van [verzoeker sub 1] op te grote afstand van het plangebied is gelegen.
3.1.    [verzoeker sub 1] is eigenaar van een perceel dat op een afstand van ongeveer 100 m van het plangebied is gelegen. Hoewel tussen het perceel en het plangebied een woning en een aantal bomen staan, moet naar het voorlopige oordeel van de voorzitter worden aangenomen dat [verzoeker sub 1] vanaf het perceel zicht heeft op het plangebied. Anders dan de raad betoogt, bestaat naar het voorlopig oordeel van de voorzitter aanleiding voor het oordeel dat het belang van [verzoeker sub 1] rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken.
4.     [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beogen met hun verzoeken onomkeerbare ontwikkelingen ten gevolge van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen. Zij betogen dat de in het plan voorziene woningbouw ten koste gaat van het thans in het plangebied aanwezige bos.
4.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat in het plangebied een populierenbos aanwezig is. Volgens de raad is dit een productiebos en geen recreatiebos en is het bos kwalitatief niet hoogstaand. Om het groene karakter van het gebied zoveel mogelijk te behouden is gekozen voor in een invulling van het plangebied met grote kavels en veel groen, aldus de raad.
4.2.    De raad komt beleidsvrijheid toe bij het vaststellen van bestemmingen en regels. De raad heeft onderkend dat de in het plan voorziene woningbouw ten koste gaat van een deel van de thans in het plangebied aanwezige bomen en groenvoorzieningen. Anders dan [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] betogen, heeft de raad in redelijkheid aan het belang bij het behoud hiervan geen doorslaggevend gewicht hoeven toe te kennen. Zoals de raad terecht betoogt, voorziet het plan rondom de woningen in een strook met de bestemming "Bos" van ongeveer 6 m breed, waarbinnen de thans aanwezige bomen en groenvoorzieningen zoveel mogelijk zullen worden behouden. De raad heeft voorts toegelicht dat voor zover aan de rand van het plangebied waardevolle eikenbomen aanwezig zijn, deze eveneens zoveel mogelijk zullen worden behouden. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat als gevolg hiervan het plangebied een groen karakter zal behouden.
5.    [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] betogen voorts dat geen behoefte bestaat aan de in het plan voorziene woningen op kavels groter dan 600 m². Zij voeren hiertoe aan dat in het bestemmingsplan "Binnenveld II" eveneens kavels met een oppervlakte groter dan 600 m² zijn voorzien, zodat met de in het plan opgenomen kavels de behoefte wordt overstegen.
5.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan voorziet in negen bouwkavels groter dan 600 m². Volgens het geactualiseerde woningbouwprogramma bestaat behoefte aan acht kavels met een dergelijke oppervlakte, aldus de raad.
5.2.    In het rapport 'Gemeente Tubbergen, actualisering woningbouwprogramma uit de Woonvisie 2010-2014' van 14 mei 2012 staat dat de lokale woningbehoefte in Tubbergen voor de periode 2012 tot 2019 nog 83 tot 113 woningen bedraagt, waarvan 10% binnen het segment bouwkavels groter dan 600 m². Anders dan [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] betogen, is in het rapport rekening gehouden met een volledige invulling van het bestemmingsplan "Binnenveld II". [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben de inhoud van dit rapport overigens niet betwist. Anders dan [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] betogen, heeft de raad zich derhalve niet ten onrechte, onder verwijzing naar dit rapport, op het standpunt gesteld dat behoefte bestaat aan de in het plan voorziene bouwkavels.
6.    [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] betogen voorts dat het plan is vastgesteld in strijd met het beleid opgenomen in de beleidsnota 'Transformatie en herstructurering' van 9 maart 2012.
6.1.    In de beleidsnota 'Transformatie en herstructurering' staat dat onder een transformatie- of herstructureringslocatie wordt verstaan een locatie binnen de bebouwde kom, waarbij sprake is van bestaande bebouwing, die niet langer overeenkomstig de bestemming wordt gebruikt en de nieuwe invulling van die locatie door verbouw of nieuwbouw tot een toename van het aantal woningen leidt. Lege plekken vallen niet onder de werking van het beleid, aldus de beleidsnota.
Reeds omdat het plangebied is gelegen op een lege plek binnen Tubbergen is het beleid, zoals opgenomen in de beleidsnota, niet van toepassing. Het betoog van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] dat het plan is vastgesteld in strijd met de beleidsnota kan derhalve niet slagen.
7.    [verzoeker sub 2] betoogt voorts dat het plan kan leiden tot wateroverlast op de omringende percelen.
7.1.    In het rapport 'Ontwikkeling Veldwijk, Tubbergen: geohydrologisch onderzoek' van 23 mei 2012, opgesteld door DHV, staat dat als gevolg van de ontwikkeling op de locatie Veldwijk geen negatieve effecten worden verwacht op de hydrologische situatie in de omgeving. Alleen de kavels aan de oostzijde liggen hoger dan de aangrenzende percelen. De wadi met drain vangt al het afstromende water af en isoleert de locatie hydrologisch van zijn omgeving. Door het instellen van een vast lozingspeil wordt het grondwater ook beheerst en worden grote fluctuaties met pieken naar boven voorkomen. Dit is een verbetering ten opzichte van de huidige situatie, aldus het rapport.
7.2.    [verzoeker sub 2] heeft het in 7.1 genoemde rapport niet betwist. De raad heeft zich gelet hierop niet ten onrechte, onder verwijzing naar dit rapport, op het standpunt gesteld dat het plan geen negatieve gevolgen zal hebben voor de hydrologische situatie in de omgeving. Voor zover [verzoeker sub 2] betoogt dat de aanleg van de wadi's niet is gegarandeerd, kan dit evenmin slagen. De raad heeft toegelicht dat de wadi's zullen worden aangelegd bij het bouwrijp maken van de grond en dat het onderhoud hiervan zal worden overgedragen bij de koopovereenkomst. De raad heeft voorts toegelicht dat de gemeente erop toe zal zien dat de wadi's worden aangelegd en onderhouden.
8.    [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] betogen voorts dat de raad heeft gehandeld in strijd met het verbod op willekeur. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] voeren hiertoe aan dat de raad aan een eerder verzoek om de bouw van drie woningen, een gezondheidscentrum en een kapsalon mogelijk te maken op het perceel van [verzoeker sub 1] geen medewerking heeft verleend.
8.1.    Zoals de raad terecht betoogt, betrof het door [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] genoemde verzoek een ander perceel. De raad heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een gezondheidscentrum en een kapsalon een andere ruimtelijke invloed en uitstaling hebben dan de in het plan voorziene woningen. Anders dan [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] betogen, bestaat derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de raad, door het vaststellen van het plan, heeft gehandeld in strijd met het verbod op willekeur.
9.    In hetgeen [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] overigens hebben aangevoerd, ziet de voorzitter evenmin aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure geen stand zal kunnen houden.
10.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten    w.g. Schaaf
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2013
523.