ECLI:NL:RVS:2013:CA2015

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201205529/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschotten kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst

In deze zaak gaat het om de herziening van de voorschotten kinderopvangtoeslag die de Belastingdienst aan [wederpartij] heeft verstrekt voor de jaren 2008 en 2009. Bij besluiten van 22 september 2010 heeft de Belastingdienst deze voorschotten vastgesteld op respectievelijk € 355,00 en € 1.098,00. [Wederpartij] heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Belastingdienst heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 11 juli 2011. Hierop heeft [wederpartij] beroep ingesteld bij de rechtbank Middelburg, die op 26 april 2012 het beroep gegrond verklaarde en de Belastingdienst opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

De Belastingdienst heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep betoogt de Belastingdienst dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er geen rechtsgeldige overeenkomst is voor de kinderopvang, zoals vereist door de Wet kinderopvang (Wko) en de Regeling Wet kinderopvang. De Belastingdienst stelt dat de overgelegde overeenkomst niet voldoet aan de wettelijke eisen, omdat deze niet door alle betrokken partijen is ondertekend en niet aan de vereisten van de Regeling voldoet.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de argumenten van de Belastingdienst gevolgd en geoordeeld dat [wederpartij] geen aanspraak kan maken op de kinderopvangtoeslag, omdat de overgelegde overeenkomst niet voldoet aan de eisen die de wet stelt. De rechtbank heeft de uitspraak van 26 april 2012 vernietigd en het beroep van [wederpartij] ongegrond verklaard. De beslissing van de Belastingdienst om de voorschotten te herzien is daarmee bevestigd.

De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij de voorzitter en de leden de zaak zonder zitting hebben behandeld, met instemming van partijen. Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201205529/1/A2.
Datum uitspraak: 5 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 26 april 2012 in zaak nr. 11/720 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [plaats],
en
de Belastingdienst.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 22 september 2010 heeft de Belastingdienst de aan [wederpartij] over de jaren 2008 en 2009 toegekende voorschotten kinderopvangtoeslag herzien vastgesteld op onderscheidenlijk € 355,00 en € 1.098,00.
Bij besluit van 11 juli 2011 heeft de Belastingdienst het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 april 2012 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de Belastingdienst een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Afdeling afgezien van behandeling van de zaak ter zitting en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: Wko) is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) van toepassing
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder jegens het Rijk aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem te betalen kosten, indien de opvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau plaatsvindt.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de ouder en de houder.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekt een belanghebbende de Belastingdienst desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: Regeling) bevat de administratie van een gastouderbureau afschriften van alle met de vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
2. Aan het besluit van 11 juli 2011 heeft de Belastingdienst ten grondslag gelegd dat [wederpartij] geen kosten van kinderopvang heeft gehad, voor zover opvang heeft plaatsgevonden via gastouderbureau De Appelbloesem, en voorts dat de opvang niet op basis van een overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, heeft plaatsgevonden, nu de overgelegde overeenkomst niet door alle betrokken partijen is ondertekend.
3. De Belastingdienst betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat er geen rechtsgeldige overeenkomst is, heeft miskend dat de overgelegde overeenkomst niet aan de daaraan ingevolge artikel 52, gelezen in verbinding met artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling, te stellen eisen voldoet.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 18 juli 2012 in zaak nr. 201112861/1/A2), bestaat geen aanspraak op kinderopvangtoeslag en dus evenmin op een voorschot daarop, indien geen overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, de basis voor de geboden kinderopvang vormt. Uit artikel 18, eerste lid, van de Awir volgt dat degene die aanspraak op kinderopvangtoeslag, dan wel een voorschot daarop, maakt, aan de Belastingdienst een schriftelijke overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, dient over te leggen.
De door [wederpartij] aan de Belastingdienst in bezwaar overgelegde akte bevat geen overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, nu [wederpartij] en het gastouderbureau daarbij geen partij zijn, maar het gastouderbureau en de gastouder. Verder ziet de overeenkomst niet op een bepaalde periode, is deze niet gedagtekend en niet voorzien van een handtekening van de gastouder, zijn de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en de bemiddelingskosten niet geregeld en zijn het adres, de postcode en de woonplaats van het kind en het aantal uren gastouderopvang per jaar niet vermeld. Het betoog dat de omstandigheid dat de administratie van het gastouderbureau niet aan de wettelijke eisen voldoet [wederpartij] niet kan worden verweten biedt, wat daar verder ook van zij, geen grond voor het oordeel dat niettemin een overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, is overgelegd.
De in beroep door [wederpartij] overgelegde akte van een overeenkomst tussen haar en De Appelbloesem voldoet evenmin aan de gestelde eisen, nu deze niet ziet op een bepaalde periode, niet is gedagtekend en niet is voorzien van een handtekening van de gastouder. Verder zijn de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur, de bemiddelingskosten en het aantal uren gastouderopvang per jaar niet vermeld.
De Belastingdienst heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat [wederpartij], voor zover zij in de jaren 2008 en 2009 gebruik heeft gemaakt van kinderopvang door tussenkomst van gastouderbureau De Appelbloesem, geen aanspraak op kinderopvangtoeslag heeft.
Het betoog slaagt. Hetgeen verder door de Belastingdienst is aangevoerd behoeft geen bespreking.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [wederpartij] tegen het besluit van 11 juli 2011 ingestelde beroep ongegrond verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 26 april 2012 in zaak nr. 11/720;
III. verklaart het door [wederpartij] bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Wieland
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013
502-735.