201403998/2/R6.
Datum uitspraak: 9 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting Stichting Buiten Gezond in Vianen en omstreken, gevestigd te Vianen,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Vianen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Wilhelminastraat e.o" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de stichting beroep ingesteld.
De stichting heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De stichting heeft nadere stukken ingediend.
De stichting Stichting Volksbelang Lekstede (hierna: Lekstede) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 juli 2014, waar de stichting, vertegenwoordigd door [secretaris] van de stichting, bijgestaan door mr. C.C. de Brauw, advocaat te Haarlem, en de raad, vertegenwoordigd door J. Ariaans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Lekstede, vertegenwoordigd door [projectleider] bij Lekstede, bijgestaan door mr. C. van Deutekom, advocaat te Arnhem, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in 70 woningen ten noorden van de A2. Het betreft deels vervangende nieuwbouw ter plaatse van de nu aanwezige 50 woningen.
3. De raad betoogt dat de stichting niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, zodat haar beroep in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Hiertoe voert de raad aan dat de stichting geen feitelijke werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) behalve het in rechte opkomen tegen besluiten en werkzaamheden die daarmee samenhangen.
3.1. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstellingen en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
3.2. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de statuten van de stichting heeft de stichting ten doel om binnen de gemeente Vianen een duurzame ontwikkeling te bevorderen en wel in het bijzonder de actieve bescherming en verbetering van onder andere het milieu, de leefomgeving, gezondheid, welzijn en welbevinden van mens en dier, de natuur inclusief flora, fauna en alle ecologische aspecten en het landschap.
Ingevolge het tweede lid tracht de stichting haar doel te verwezenlijken door onder meer:
- zich in te spannen om gezondheidsbedreigende en milieuschadelijke situaties te voorkomen, of indien aanwezig, te doen verdwijnen;
- het deskundig en kritisch toetsen van overheids- en bedrijfsactiviteiten waarbij het milieu in het geding is en het geven van advies over mogelijke alternatieven;
- het samenwerken met soortgelijke organisaties en instellingen;
- het informeren van de burgerij omtrent (de effecten van) plannen die van invloed zijn op de (kwaliteit van) de leefomgeving;
- het ageren tegen plannen die op gespannen voet staan met de doelstellingen van de stichting;
- het gebruik maken van wettige middelen […] tegen rechtshandelingen die in strijd zijn met de doelstellingen van de stichting.
Ingevolge het derde lid omvat het werkgebied van de stichting de gemeente Vianen en aangrenzende gemeenten.
3.3. Het bestreden besluit heeft betrekking op een activiteit die plaatsvindt binnen het in de statuten omschreven werkgebied. Naar het voorlopige oordeel van de voorzitter valt het bestreden besluit voorts binnen de reikwijdte van de doelstelling van de stichting. De stichting heeft toegelicht dat haar feitelijke werkzaamheden voornamelijk bestaan uit het informeren van burgers via haar website, het samenwerken met andere belangenorganisaties, het voeren van overleg met het gemeentebestuur alsmede het geven van commentaar op ruimtelijke plannen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zijn deze werkzaamheden niet louter activiteiten die samenhangen met het in rechte opkomen tegen besluiten.
Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de stichting krachtens haar statutaire doelstelling en blijkens haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt, zodat de voorzitter geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de stichting in de bodemzaak niet zal worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestreden besluit.
4. De stichting richt zich tegen de plandelen met de bestemmingen "Wonen" en "Wonen - Gestapeld". De stichting beoogt met haar verzoek onomkeerbare ontwikkelingen ten gevolge van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen.
De stichting betoogt dat ten onrechte gevoelige bestemmingen als kinderdagverblijven en onderwijsinstellingen mogelijk worden gemaakt. De stichting voert hiertoe aan dat dit in strijd is met artikel 2, eerste lid, van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) (hierna: het Besluit). De stichting voert in dit verband aan dat voor een deel van het plangebied, waar kinderdagverblijven en onderwijsinstellingen mogelijk zijn, niet wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en dat voor een deel van het plangebied een overschrijding van de grenswaarden voor stikstofdioxide dreigt.
Voorts betoogt de stichting dat de raad onderzoek had moeten doen naar het vierentwintig-uurgemiddelde concentratie van fijn stof, omdat sprake is van een dreigende overschrijding van de grenswaarde.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat wordt voldaan aan de grenswaarden die gelden voor stikstof en fijn stof.
4.2. Ingevolge artikel 6, lid 6.1, onder a, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis.
Ingevolge artikel 7, lid 7.1, onder a, zijn de voor "Wonen - Gestapeld" aangewezen gronden bestemd voor wonen in de vorm van gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis.
Ingevolge artikel 6, lid 6.4.1, onder d, en artikel 7, lid 7.3.1, onder d, mag een woning worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, mits dit beroeps- of bedrijfsactiviteiten betreffen genoemd in de bij deze regels behorende 'Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis'.
In de ‘Staat van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis’ zijn ‘kinderdagverblijven’ en ‘onderwijs, niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium’, vermeld.
4.3. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit vindt, indien de uitoefening van een bevoegdheid of toepassing van een wettelijk voorschrift betrekking heeft op een geval dat behoort tot een bij artikel 3 aangewezen categorie waarvan de locatie geheel of gedeeltelijk is of zal zijn gelegen op een afstand van:
a. minder dan 300 m vanaf de rand van een rijksweg, of;
b. minder dan 50 m vanaf de rand van een provinciale weg;
en op die locatie sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding op of na het daarbij behorende tijdstip van een in voorschrift 2.1 of 4.1 van bijlage 2 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) opgenomen grenswaarde, de uitoefening van die bevoegdheid of toepassing van het wettelijk voorschrift op een zodanige wijze plaats dat deze niet leidt tot een toename van het aantal ter plaatse verblijvende personen.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a en b, worden als categorieën van gevallen, bedoeld in artikel 2, aangewezen gebouwen geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik ten behoeve van onderwijs aan minderjarigen en ten behoeve van kinderopvang.
Volgens voorschrift 2.1 van bijlage 2 van de Wm gelden voor stikstofdioxide de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:
a. 200 microgram per m3 als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden, en
b. 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010.
Volgens voorschrift 4.1, van bijlage 2, gelden voor zwevende deeltjes (PM10) (hierna: fijn stof) de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:
a. 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie;
b. 50 microgram per m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden.
4.4. In de plantoelichting is vermeld dat ter plaatse van een deel van de voorziene woningen de jaargemiddelde stikstofconcentratie 40 tot 60 microgram per m3 bedraagt. Voorts is vermeld dat voor het overige deel van het plangebied de stikstofconcentratie 38 tot 40 microgram per m3 bedraagt.
De hoogste concentratie fijn stof binnen het plangebied bedraagt volgens de toelichting 27 microgram per m3.
4.5. Vast staat dat het plan twintig woningen meer mogelijk maakt dan het vorige plan en dat alle woningen binnen een afstand van 150 m van de rijksweg A2 zijn voorzien. Met deze toename is het aantal woningen waar kinderdagverblijven worden toegestaan vergroot. Dit leidt tot een toename van het aantal ter plaatse verblijvende personen. Nu in de toelichting is vermeld dat voor een aantal woningen sprake is van een stikstofconcentratie van 40 tot 60 microgram per m3 doet zich blijkens de toelichting een overschrijding voor van de grenswaarde van maximaal 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie. Voorts geldt voor de overige woningen een stikstofconcentratie van 38 tot 40 microgram per m3. De voorzitter acht niet uitgesloten dat ter plaatse van die woningen sprake is van een dreigende overschrijding van de grenswaarde voor stikstofdioxide. Gelet hierop acht de voorzitter het niet uitgesloten dat het plan in strijd is met artikel 2, eerste lid van het Besluit. Weliswaar heeft de raad ter zitting aangevoerd dat uit cijfers van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit blijkt dat geen sprake is van een overschrijding dan wel een dreigende overschrijding van de grenswaarden voor de concentratie van stikstofdioxide, maar nu in de toelichting het tegendeel is vermeld dient dit aspect in de bodemzaak nader te worden onderzocht. Gelet op het voorgaande zal de voorzitter de hierna te melden voorlopige voorziening treffen.
4.6. Met betrekking tot de concentratie fijn stof overweegt de voorzitter als volgt. In de toelichting is vermeld dat de concentratie fijn stof hoogstens 27 microgram per m3 bedraagt. De stichting heeft dit niet bestreden. De raad heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat de grenswaarde voor fijn stof als bedoeld in voorschrift 4.1, onder a, van bijlage 2, van de Wm niet wordt overschreden. Evenmin ziet de voorzitter aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van een dreigende overschrijding van de concentratie fijn stof. In hetgeen de stichting heeft aangevoerd ziet de voorzitter evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad onderzoek had moeten doen naar het vierentwintig-uurgemiddelde concentratie voor fijn stof ter plaatse.
5. De stichting betoogt voorts dat het plan is vastgesteld in strijd met het beleid zoals opgenomen in de Luchtnota. De stichting voert hiertoe aan dat in de Luchtnota is bepaald dat geen woningen binnen 100 m van een rijksweg mogen worden gerealiseerd.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan voor het woningbouwproject dateert van voor de vaststelling van de Luchtnota en dat met de Luchtnota niet is beoogd dit woningbouwproject te belemmeren. Dit blijkt ook uit de na de Luchtnota vastgestelde structuurvisie, waarin het onderhavige woningbouwproject als wenselijke ontwikkeling is aangewezen.
5.2. De voorzitter overweegt dat de raad bij de vaststelling van het plan de Luchtnota heeft betrokken. Uit de toelichting op het plan en het vaststellingsbesluit volgt dat de raad de Luchtnota niet van toepassing heeft verklaard op dit plan voor zover deze nota bovenwettelijke normen bevat. Gelet hierop ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit om deze reden geen stand zal houden in de bodemzaak.
6. De stichting betoogt verder dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat vanwege het aspect geluid. De stichting voert in dit verband aan dat ten onrechte niet voor alle woningen aan de Wilhelminastraat is bepaald dat deze met een dove gevel dienen te worden uitgevoerd.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat voor een aantal woningen een dove gevel is opgenomen om te voldoen aan de maximale geluidswaarde die is toegekend voor die woningen.
6.2. De voorzitter overweegt dat de stichting haar beroep tegen het hogere waarde besluit ten behoeve van dit plan heeft ingetrokken en dat derhalve van die vastgestelde waarde moet worden uitgegaan. Voor zover niet voor alle woningen aan de Wilhelminastraat in het plan is bepaald dat deze met een dove gevel dienen te worden uitgevoerd, overweegt de voorzitter dat, wat daar ook van zij, Lekstede en de raad ter zitting hebben toegezegd dat alle woningen aan de Wilhelminastraat met een dove gevel zullen worden uitgevoerd. De voorzitter ziet gelet hierop geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot dit onderdeel.
7. De stichting stelt verder dat met het kappen van een aantal bomen aan de Wilhelminastraat de vliegroute voor vleermuizen onderbroken zal worden. De voorzitter ziet in hetgeen de stichting heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Flora- en faunawet op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Vianen van 11 maart 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Wilhelminastraat e.o", voor zover in de bij dit plan behorende ‘Staat van Beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis’ zijn vermeld ‘kinderdagverblijven’ en ‘onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium’;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Vianen tot vergoeding van bij de stichting Stichting Buiten Gezond in Vianen en omstreken in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 999,94 (zegge: negenhonderdnegenennegentig euro en vierennegentig cent), waarvan € 974,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Vianen aan de stichting Stichting Buiten Gezond in Vianen en omstreken het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014
523-763.