201311758/1/R4.
Datum uitspraak: 12 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Reeuwijk,
2. [appellant sub 2], wonend te Reeuwijk,
en
de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Pootje Tempel" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 augustus 2014, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. T. van der Weijde, [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door B.A. Drost-Westland en ing. E.E. Vos, beiden werkzaam bij de gemeente, en ing. M.J.H. Kijzers, werkzaam bij de Omgevingsdienst Midden-Holland, zijn verschenen.
Overwegingen
Het plan
1. Het plan voorziet in een verbindingsweg van en naar de kern Tempel te Bodegraven-Reeuwijk en de oostelijke rondweg om Boskoop richting de N207. Het plangebied loopt vanaf de hoek van de Middelweg en de Tempeldijk naar de zuidoostbocht van de oostelijke rondweg.
De oostelijke rondweg om Boskoop wordt mogelijk gemaakt door het bestemmingsplan "Oostelijke Rondweg Boskoop module 4", dat op 28 juni 2012 door de raad van Boskoop is vastgesteld. De tegen dit besluit ingestelde beroepen zijn door de Afdeling in haar uitspraak van 26 juni 2013 in zaak nr. 201207892/1/R4 ongegrond verklaard.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Procedureel aspect
3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat hen onvoldoende gelegenheid tot inspraak is geboden gedurende de planprocedure en de raad hiermee onzorgvuldig heeft gehandeld. Zij voeren in dit verband aan dat zij aanvankelijk niet waren uitgenodigd voor de behandeling van het plan in de raadscommissie Ruimte.
3.1. Het bieden van inspraak maakt geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het schenden van een inspraakverplichting, voor zover het uitnodigen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voor de raadscommissie hiertoe kan worden gerekend, heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
Het aantal verkeersbewegingen
4. [appellant sub 1] vreest als gevolg van het plan een onaanvaardbare toename van het aantal verkeersbewegingen op de Tempeldijk. Volgens hem heeft de raad verouderde verkeersonderzoeken en verkeerscijfers ten grondslag gelegd aan het plan. [appellant sub 1] wijst op de sluiproute naar de A12 die ontstaat na het realiseren van de verbindingsweg. Hij verwijst in verband met het voorgaande op het door VMC opgestelde adviesrapport "Pootje Tempel Reeuwijk, analyse verkeerseffecten bestemmingsplan" van 13 januari 2014 (hierna: het adviesrapport).
4.1. De raad stelt dat de verkeersgegevens uit 1998 goed bruikbaar zijn als basis voor de ruimtelijke onderbouwing en verwijst in dit verband naar het deskundigenbericht van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak inzake het bestemmingsplan "Oostelijke rondweg Boskoop, module 4" van 19 februari 2013 (hierna: het deskundigenbericht). De raad wijst voorts op het door Arcadis opgestelde rapport "Oostelijke rondweg Boskoop Module 3 Ruimtelijke onderbouwing - verkeer" van 8 maart 2011 (hierna: het verkeersrapport). De raad acht de uitkomsten van het verkeersmodel ten aanzien van de toekomstige verkeersintensiteit op de Tempeldijk betrouwbaar en aanvaardbaar. Het ontstaan van een sluiproute acht de raad niet aannemelijk gezien de reeds bestaande route tussen de N207 en de A12.
4.2. De raad heeft wat betreft de verkeerskundige onderbouwing de modellenstudie "Verkeer en vervoer in de herinrichtingsgebieden Boskoop en Reeuwijk Variantenstudie" van november 1998 aan het plan ten grondslag gelegd. Wat betreft de te verwachten verkeersintensiteiten op het Pootje Tempel heeft de raad het verkeersrapport als uitgangspunt gehanteerd.
In het verkeersrapport staat dat het verkeersmodel dat is toegepast in het Verkeersonderzoek Boskoop-Reeuwijk (2000) de meest geschikte gegevens levert voor de te beschouwen wegvakken en dat dit verkeersmodel tevens ten grondslag ligt aan alle eerder uitgevoerde (milieu)onderzoeken in het kader van de oostelijke rondweg Boskoop. Dit verkeersmodel is gebaseerd op het Regionaal Verkeersmodel Zuid-Holland van de provincie Zuid-Holland, waarbij een extra verfijningsslag voor de gemeente Boskoop en omgeving heeft plaatsgevonden. De verkeersintensiteit op de aansluiting met de Tempeldijk bedroeg volgens het verkeersrapport in 1998 ongeveer 2.160 motorvoertuigen/per etmaal en voor 2010 is uitgegaan van een verkeersintensiteit van tussen de 1.000 en 1.600 mvt/etm. In het verkeersrapport worden de gegevens uit voornoemd verkeersmodel geactualiseerd naar de gewenste prognosejaren 2020/2021. Bij deze actualisatie is rekening gehouden met ruimtelijke ontwikkelingen (toename woningen en bedrijven, inclusief uitbreiding hiervan), infrastructurele ontwikkelingen en de autonome groei. In het verkeersrapport wordt tot de conclusie gekomen dat de toekomstige verkeersintensiteit op de aansluiting met de Tempeldijk tussen de 1.243 en 1.989 mvt/etm zal gaan bedragen.
4.3. Aan het bestemmingsplan "Oostelijke Rondweg Boskoop module 4" heeft het rapport "Oostelijke Rondweg Boskoop Module 4, Ruimtelijke Onderbouwing-Verkeer" van 13 september 2010 ten grondslag gelegen. In dit rapport zijn dezelfde uitgangspunten en hetzelfde verkeersmodel gebruikt als hierboven uiteengezet. Reeds in voornoemde uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2013 is op basis van het deskundigenbericht overwogen dat het op deze manier toepassen van het verkeersmodel prognoses oplevert met een gangbare mate van betrouwbaarheid, nu het basisjaar er alleen toe dient het verkeersmodel te valideren en in die zin niet relevant is voor de prognose.
De Afdeling ziet thans geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het verkeersrapport zodanige gebreken dan wel leemten in kennis bevat dat de raad zich hierop niet in redelijkheid heeft mogen baseren. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat met de enkele stellingen in het adviesrapport dat de in het verkeersrapport gebruikte verkeerscijfers te grof en niet geloofwaardig zijn, [appellant sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze cijfers in het verkeersrapport niet als representatief kunnen worden beschouwd. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de door [appellant sub 1] gestelde sluiproute naar de A12 zodanig toeneemt, dat de in het verkeersrapport genoemde toekomstige verkeersintensiteit op de Tempeldijk niet als uitgangspunt kan worden beschouwd. Daarbij betrekt de Afdeling, zoals ook ter zitting door de raad is toegelicht, dat de Tempeldijk voornamelijk ten behoeve van bestemmingsverkeer wordt gebruikt.
4.4. Gezien het verkeersrapport zal de verkeersintensiteit op de Tempeldijk ten opzichte van 2010 met ongeveer 240 tot 390 mvt/etm toenemen. De raad heeft ter zitting toegelicht dat deze toename niet zozeer het gevolg is van het plan, maar van de autonome groei van het aantal verkeersbewegingen. De raad heeft voorts ter zitting toegelicht dat de in het plan voorziene verbindingsweg is bedoeld om de Middelweg en de kern van Bodegraven te ontlasten en dat dit voor de hoeveelheid verkeersbewegingen op de Tempeldijk weinig gevolgen heeft, omdat het verkeer thans ook gebruik maakt van de Tempeldijk en dit als gevolg van het plan niet wijzigt. Dit komt de Afdeling niet onjuist voor, nu het verkeer op de Tempeldijk hoofdzakelijk bestaat uit bestemmingsverkeer.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat als gevolg van het plan niet behoeft te worden gevreesd voor een onaanvaardbare toename van het aantal verkeersbewegingen op de Tempeldijk.
Het betoog faalt.
De capaciteit van de Tempeldijk
5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de Tempeldijk ongeschikt is voor het verwerken van een grote hoeveelheid verkeer. Zij voeren hiertoe aan dat, gezien de toename van het aantal verkeersbewegingen, onderzoek had moeten worden gedaan naar de verkeersveiligheid op de Tempeldijk. In dit verband wijst [appellant sub 1] op het adviesrapport. [appellant sub 2] wijst op de beperkte wegbreedte van de Tempeldijk, waarbij grote voertuigen elkaar moeilijk kunnen passeren.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] vrezen voorts voor een aantasting van het dijklichaam waarop de Tempeldijk is gelegen, vanwege de toename van het aantal verkeersbewegingen en de zwaarte van de voertuigen die over de dijk rijden, alsmede de trillingen die hierdoor worden veroorzaakt. Volgens [appellant sub 2] is het dijklichaam reeds beschadigd. [appellant sub 1] verwijst ook in dit verband naar het adviesrapport.
5.1. De raad stelt dat een erftoegangsweg als de Tempeldijk voldoende capaciteit heeft om het aantal als gevolg van het plan te verwachten verkeersbewegingen te verwerken. Verder voldoet de Tempeldijk wat betreft de breedte aan de richtlijnen voor wegontwerp en is de Tempeldijk een overzichtelijke weg, aldus de raad. De raad wijst in dit verband op het deskundigenbericht.
De raad stelt voorts geen aanwijzingen te hebben dat de staat van het dijklichaam als gevolg van het plan zal verslechteren. Volgens de raad heeft de Tempeldijk in 1998 meer verkeer verwerkt dan als gevolg van het plan wordt verwacht en is nooit schade aan het dijklichaam waargenomen.
5.2. De Tempeldijk valt te kwalificeren als een erftoegangsweg. Een erftoegangsweg heeft een capaciteit van 4.000 mvt/etm. Gelet op de toekomstige verkeersintensiteit op de aansluiting met de Tempeldijk die volgens het verkeersrapport tussen de 1.243 en 1.989 mvt/etm zal gaan bedragen, wordt de maximale capaciteit van de Tempeldijk derhalve niet bereikt.
De CROW-richtlijnen geven het navolgende aan inzake het passeren van verkeersdeelnemers. Het kritische profiel, ofwel de minimale verhardingsbreedte van een weg, voor de combinatie van personenauto’s bij een snelheid van 60 km/u en fietsers dient op 4,25 m-4,50 m te liggen en voor vrachtauto’s bij een snelheid van 60 km/u en fietsers dient de verhardingsbreedte 5 m-5,50 te bedragen. Naarmate een wegprofiel smaller is, zal bij het passeren van een voertuig de snelheid moeten worden geminderd.
De Tempeldijk is ongeveer 5 m breed. Gelet hierop wordt voldaan aan de minimale verhardingsbreedte als genoemd in de CROW-richtlijnen.
Gelet op het voorgaande hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat de Tempeldijk onvoldoende capaciteit heeft om de toekomstige verkeersintensiteit hierop te verwerken. Gelet hierop en gezien het overwogene in 4.4 ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat als gevolg van het plan niet behoeft te worden gevreesd voor verkeersonveilige situaties op de Tempeldijk.
5.3. Ten aanzien van de vrees van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voor aantasting van het dijklichaam waarop de Tempeldijk is gelegen als gevolg van het plan, overweegt de Afdeling als volgt.
In het adviesrapport staat dat gezien de belastbaarheid van de dijk (maximaal 10 ton), de kans bestaat dat indien (te) zware voertuigen over de dijk rijden, trillingen het gevolg kunnen zijn met het risico van het beschadigen/bezwijken van het dijklichaam. Daarbij is echter, in tegenstelling tot het verkeersrapport, uitgegaan van een aanzienlijke toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het plan. De raad heeft ter zitting toegelicht dat hij een onderzoek naar de gevolgen van het plan op de belasting van het dijklichaam niet nodig acht, nu slechts sprake is van een geringe toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de autonome groei van het reeds bestaande verkeer en dat het dijklichaam bovendien geen waterkerende functie vervult.
Gezien het reeds bestaande verkeer over de Tempeldijk en de als gevolg van het plan te verwachten geringe toename van het aantal verkeersbewegingen, hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat de staat van het dijklichaam als gevolg van het plan onaanvaardbaar zal verslechteren.
De betogen falen.
Woon- en leefklimaat
6. [appellant sub 1] vreest als gevolg van het plan geluidhinder en een toename van de concentratie fijnstof ter plaatse van de Tempeldijk. Volgens hem had onderzoek moeten worden gedaan naar de toename van fijnstof en de geluidbelasting op de gevels van de woningen aan de Tempeldijk.
[appellant sub 1] vreest voorts voor waardevermindering van zijn woning en schade aan zijn woning en het wegdek door het toenemen van trillingen als gevolg van de toename van het aantal verkeersbewegingen.
6.1. De raad stelt dat het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] niet onaanvaardbaar verslechtert als gevolg van het plan. De geluidbelasting op de woningen aan de Tempeldijk neemt weliswaar toe, maar dit leidt volgens de raad niet tot een wezenlijke wijziging van het woon- en leefklimaat ter plaatse. De concentraties voor stikstof en fijnstof liggen onder de wettelijke grenswaarden, aldus de raad.
Gezien de afstand van de woning van [appellant sub 1] tot aan de Tempeldijk, acht de raad het niet aannemelijk dat schade optreedt.
6.2. Vast staat dat de raad ten tijde van de vaststelling van het plan geen onderzoek heeft laten verrichten naar de gevolgen van de in het plan voorziene aansluiting van de Tempeldijk op de oostelijke rondweg om Boskoop voor de geluidbelasting en luchtkwaliteit ter plaatse van de woningen aan de Tempeldijk. Het had evenwel gezien het reeds tamelijk slechte woon- en leefklimaat ter plaatse, zoals ook door de raad erkend, en de toename van het aantal verkeersbewegingen, hoe gering ook, op de weg van de raad gelegen dit te onderzoeken. Daarmee heeft de raad niet inzichtelijk gemaakt hoe hij de ruimtelijke aanvaardbaarheid van voornoemde aansluiting op de Tempeldijk heeft afgewogen ten tijde van de vaststelling van het plan.
Gelet hierop ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep van [appellant sub 1] is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te worden vernietigd.
6.3. De raad heeft na de vaststelling van het plan alsnog onderzoek laten verrichten naar de geluidbelasting en luchtkwaliteit ter plaatse van de woningen aan de Tempeldijk. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het door de Omgevingsdienst Midden-Holland opgestelde memo "Goede ruimtelijke ordening Tempeldijk tbv Bp Pootje Tempel" van 17 februari 2014 (hierna: het memo). De Afdeling ziet in deze omstandigheid aanleiding om te onderzoeken of er grond bestaat om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, te bepalen dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven.
6.4. In het memo staat ten aanzien van de luchtkwaliteit dat de toename van het aantal verkeersbewegingen op de Tempeldijk niet leidt tot een overschrijding van de wettelijke grenswaarden. De berekende concentraties voor stikstof en fijnstof ter plaatse van de woningen aan de Tempeldijk blijven hier volgens het memo ruimschoots onder.
In het memo staat ten aanzien van de geluidbelasting dat thans reeds sprake is van een hoge geluidbelasting ter plaatse van de woningen aan de Tempeldijk. Bij de meeste woningen bedraagt de geluidbelasting thans tussen de 58 en 64 dB. Als gevolg van de toename van het aantal verkeersbewegingen neemt de geluidbelasting volgens het memo met 1 dan wel 2 dB toe, waardoor de geluidbelasting bij de meeste woningen aan de Tempeldijk als gevolg van het plan tussen de 60 en 65 dB zal bedragen. De raad heeft ter zitting toegelicht deze toename van de geluidbelasting aanvaardbaar te vinden, nu 1 dan wel 2 dB nauwelijks waarneembaar is waardoor het woon- en leefklimaat ter plaatse niet wezenlijk wijzigt.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat als gevolg van het plan niet behoeft te worden gevreesd voor een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen aan de Tempeldijk.
Het betoog faalt in zoverre.
6.5. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van [appellant sub 1] en de eventuele schade aan deze woning betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat deze waardevermindering en schade zodanig zullen zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
Overig
7. Voor zover [appellant sub 2] en [appellant sub 1] nog hebben betoogd dat aan hun belangen onvoldoende gewicht is toegekend bij de vaststelling van het plan, overweegt de Afdeling dat de raad gelet op het vorenoverwogene in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan het ontlasten van de Middelweg en de kern van Bodegraven dan aan het belang dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben bij het niet realiseren van een aansluiting van de Tempeldijk op de oostelijke rondweg Boskoop-Reeuwijk.
Conclusie en proceskosten
8. Het beroep van [appellant sub 1] is gegrond.
Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. De Afdeling zal evenwel, nu hetgeen overigens is aangevoerd niet slaagt, gelet op overweging 6.3, bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
9. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
10. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [appellant sub 2] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk van 30 oktober 2013;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. verklaart het beroep van [appellant sub 2] ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Verhoeven, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Verhoeven
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2014
690.