ECLI:NL:RVS:2014:4128

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
19 november 2014
Zaaknummer
201400359/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing wrakingskamer rechtbank Overijssel

In deze zaak hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Overijssel van 4 december 2013, waarbij hun verzoek om wraking niet-ontvankelijk is verklaard. De appellanten, bestaande uit A, B, C en D, hebben hun verzoek om wraking ingediend met de stelling dat er sprake was van een schending van de beginselen van een goede procesorde. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 september 2014 behandeld, waarbij de appellanten werden bijgestaan door hun advocaten, mr. M. Wullink en mr. S.J.P. Kukolja.

De Afdeling heeft overwogen dat, hoewel de appellanten aanvoeren dat er een ernstige schending van de procesorde heeft plaatsgevonden, dit niet voldoende is om een uitzondering te maken op het appelverbod dat geldt voor beslissingen op wrakingsverzoeken. De Afdeling heeft vastgesteld dat er steeds een rechter aan de zaak was gekoppeld en dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de rechtbank een eerlijk proces heeft belemmerd.

Uiteindelijk heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee leden van de Afdeling, in aanwezigheid van de griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 november 2014.

Uitspraak

201400359/1/A2.
Datum uitspraak: 19 november 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], [appellant B], [appellant C] en [appellant D] (hierna ook tezamen en in enkelvoud: [appellant]), allen wonend te [woonplaats],
appellanten,
tegen de beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Overijssel van 4 december 2013 in zaak nr. C/08/146757 KG RK 13-2645 op een verzoek van [appellant] om wraking.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank van 4 december 2013, waarbij het gedane wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is verklaard.
Bij uitspraak van 6 februari 2014, in zaak nr. 201400359/2/A2, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling zich onbevoegd verklaard om van het door [appellant] ingestelde hoger beroep kennis te nemen.
Bij uitspraak van 28 mei 2014, in zaak nr. 201400359/3/A2, heeft de Afdeling het daartegen door [appellant] gedane verzet gegrond verklaard.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2014, waar [appellant A], bijgestaan door mr. M. Wullink en mr. S.J.P. Kukolja, beiden advocaat te Hengelo, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank op zijn verzoek om wraking, als bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Ingevolge artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb staat tegen de beslissing op een verzoek om wraking geen rechtsmiddel open. Voor kennisneming van een hoger beroep in weerwil van deze bepaling kan grond bestaan, in geval van zodanige schending van beginselen van een goede procesorde, dan wel fundamentele rechtsbeginselen, dat geoordeeld moet worden dat er geen eerlijk proces is geweest.
Dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, steeds een rechter aan de zaak gekoppeld is geweest, zoals [appellant] terecht stelt, maakt niet dat in dit geval sprake is van een zodanige ernstige schending van beginselen van een goede procesorde, dan wel fundamentele rechtsbeginselen, dat geoordeeld moet worden dat er geen eerlijk proces is geweest. In het aangevoerde zijn evenmin aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat de rechtbank door procespartijen voor de zitting op 22 januari 2014 uit te nodigen of door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening in te schakelen heeft bewerkstelligd dat geen eerlijk proces kon plaatsvinden. Er bestaat derhalve geen aanleiding een uitzondering op het appelverbod te maken.
2. De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. G. Snijders, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Lodder
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2014
17-735.