ECLI:NL:RVS:2014:498
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- E. Steendijk
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake opvang van een vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 24 januari 2013. De rechtbank had het beroep van een vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van het COA om geen opvang te verlenen, vernietigd. Het COA had op 17 februari 2011 (lees: 2012) de aanvraag van de vreemdeling om opvang krachtens de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) afgewezen. De vreemdeling, een oudere man met een slechte gezondheid, stelde dat hij recht had op opvang op basis van artikel 8 van het EVRM, omdat hij niet kon worden uitgezet en een menswaardig bestaan nodig had. De rechtbank had overwogen dat het COA zich niet enkel op de logboeknotitie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) kon baseren, maar het COA betwistte dit en stelde dat de rechtbank niet had onderkend dat de aanvraag buiten behandeling was gesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep gegrond was. De rechtbank had niet onderkend dat de IND zich op het standpunt stelde dat de vreemdeling niet onder het vertrekmoratorium viel. De Afdeling oordeelde dat het COA zich terecht op dat standpunt had gesteld en dat de vreemdeling geen recht had op opvang. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De Afdeling concludeerde dat de door de vreemdeling aangevoerde omstandigheden niet zodanig bijzonder waren dat zij nopen tot feitelijke opvang, en dat hij geen recht op opvang kon ontlenen aan artikel 8 van het EVRM. De uitspraak werd gedaan op 10 februari 2014.